Associatie van dwergbloem en hauwmos
Associatie van dwergbloem en hauwmos | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Associatie van dwergbloem en hauwmos met onder meer waterpostelein | |||||||
Syntaxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Associatie | |||||||
Centunculo-Anthocerotetum punctati Koch ex Libb. 1932 |
De associatie van dwergbloem en hauwmos (Centunculo-Anthocerotetum punctati) is een associatie uit het dwergbiezen-verbond (Nanocyperion). De associatie is kenmerkend voor (graan)akkers na de oogst, vooral bestaande uit eenjarige pionierssoorten.
Naamgeving en codering[bewerken | brontekst bewerken]
- Duits: Acker-Kleinlings-Gesellschaft, Kleinling-Hornmoos-Gesellschaft
- Syntaxoncode voor Nederland (rVvN): r29Aa03
De wetenschappelijke naam Centunculo-Anthocerotetum punctati is afgeleid van de botanische namen van twee (buiten Nederland en Vlaanderen) veel voorkomende soorten binnen de associatie, de dwergbloem (Centunculus minimus) en het zwart hauwmos (Anthoceros punctatus).
Fysiognomie[bewerken | brontekst bewerken]
De associatie van dwergbloem en hauwmos heeft een zeer open, laagblijvende vegetatiestructuur met volledige afwezigheid van de boom- en de struiklaag. De begroeiing wordt zelden hoger dan 10 cm.
In de kruidlaag zijn laagblijvende, eenjarige planten (therofyten) als de moerasdroogbloem bepalend, samen met tredplanten als gewoon varkensgras en straatgras.
De associatie is echter vooral gekenmerkt door een goed ontwikkelde, soortenrijke moslaag, met zowel bladmossen, levermossen en hauwmossen. Het zijn overwegend kortlevende mossen met een korte levenscyclus.
Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]
Deze plantengemeenschap komt voor op akkers (vooral graanakkers) op vochtige, lemige bodem, met een gemiddelde pH en een trofiegraad.
Deze vegetatie heeft vooral nood aan een onbelemmerde lichtinval, waardoor ze zich pas ontwikkeld nadat de oogst is binnen gehaald. Men vindt ze dus het meest op stoppelvelden. Aangezien de planten elk jaar opnieuw uit zaad opgroeien, komt ze pas tot bloei in de late nazomer.
Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]
De associatie van dwergbloem en hauwmos heeft een beperkt verspreidingsgebied binnen Atlantische en sub-Atlantisch Europa. Ze is bekend van België, Nederland, Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, Polen, Litouwen, Letland, Denemarken en Zuid-Zweden.
In Nederland komt deze associatie vooral voor op de hogere zandgronden, en is een van de meest bedreigde plantengemeenschappen.
Diagnostische taxa voor Nederland en Vlaanderen[bewerken | brontekst bewerken]
De associatie heeft in Nederland en Vlaanderen vier mossen als kensoorten, waarbij het gewoon landvorkje, een levermos, de meest frequente soort is. Ze onderscheidt zich van de andere associaties binnen het verbond door de aanwezigheid van vogelmuur, rood guichelheil en stijve klaverzuring. In de onderstaande tabel staan de belangrijkste ken- en begeleidende soorten van de associatie voor Nederland en Vlaanderen.
- Kruidlaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | Z | klein bronkruid | Montia fontana subsp. chondrosperma | ||
kA | korenschijnspurrie | Spergularia segetalis | uitgestorven in Nederland en Vlaanderen | ||
kV | F | liggend hertshooi | Hypericum humifusum | ||
kV | Z | waterpostelein | Lythrum portula | ||
kV | Z | dwergbloem | Centunculus minimus | ||
kO | A | moerasdroogbloem | Gnaphalium uliginosum | ||
kK | A | greppelrus | Juncus bufonius | ||
A | liggende vetmuur | Sagina procumbens | |||
A | straatgras | Poa annua | |||
dA | F | vogelmuur | Stellaria media | ||
O | gewoon varkensgras | Polygonum aviculare | |||
O | getande weegbree | Plantago major subsp. intermedia | |||
O | kruipende boterbloem | Ranunculus repens | |||
O | gewone hoornbloem | Cerastium fontanum subsp. vulgare | |||
O | gewone spurrie | Spergula arvensis | |||
dA | Z | rood guichelheil | Anagalis arvensis | ||
dA | Z | stijve klaverzuring | Oxalis stricta | ||
dA | Z | donkere vetmuur | Sagina apetala |
- Moslaag
Kensoort | Diff.soort | Abundantie | Triviale naam | Botanische naam | Opmerking |
---|---|---|---|---|---|
kA | F | gewoon landvorkje | Riccia glauca | ||
kA | O | klein landvorkje | Riccia sorocarpa | ||
kA | O | gewoon hauwmos | Anthoceros agrestis | ||
kA | O | geel hauwmos | Phaeoceros carolinianus | ||
kV | O | gewoon broedpeermos | Pohlia annotina | ||
kV | Z | flesjesmos | Blasia pusilla | ||
kV | Z | korreltjespeermos | Pohlia camptotrachela | ||
kV | Z | gestekeld goudkorrelmos | Fossombronia wondraczekii | ||
O | zilvermos | Bryum argenteum | |||
O | gewoon purpersteeltje | Ceratodon purpureus | |||
dA | Z | bleek peermos | Pohlia wahlenbergii | ||
Z | zwart hauwmos | Anthoceros punctatus |
Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|