Constitutionalisme

'Magna Carta' of Grote Oorkonde van 15 Juni 1215 met afspraken over rechten voor de edelmannen tussen de engelse koning Jan zonder land en de adel

Constitutionalisme is een staatsrechtelijke theorie, politieke stroming en filosofie waarbij er van uit wordt gegaan dat de autoriteit van een heerser moet zijn geworteld in, en gelimiteerd door een samenstel van regels, een constitutie, waarbij een minimum aan rechten van onderdanen dient te worden gerespecteerd. Een van de eerste grote denkers die elementen van dit principe fomuleerde was Thomas van Aquino, raadsman van onder andere Aleidis van Bourgondië, die huwde met hertog Hendrik III van Brabant. Volgens het moderne constitutionalisme moet de staatsvorm gebaseerd zijn op een grondwet.

Vroege vormen van constitutionalisme[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf de dertiende eeuw ontwikkelde zich in meerdere delen van Europa de gewoonte dat vorsten hun leenheren of onderdanen bepaalde rechten en privileges verleenden en afspraken deze te respecteren. In de Magna Carta (Grote Oorkonde) van 1215 zijn afspraken vastgelegd tussen de Engelse koning Jan zonder land en zijn leenheren, die de absolute macht van de koning reguleerden en een regeling boden voor het geval de koning zich er niet aan houdt, voor die tijd erg bijzonder. Regelmatig wordt gesteld dat deze oorkonde de grondsteen is gelegd van (Engelse) burgerlijke vrijheid, recht en democratie en van het concept dat een constitutie de basis hoort te zijn voor het bestuur van een staat, niet de absolute macht van één persoon. Kort daarop, in 1222, volgde de Gouden Bul van Hongarije met vergelijkbare afspraken.

Jan II van Brabant met charter voor de senaat, schilderij van Louis Gaillat

Een vroeg voorbeeld in de Lage Landen is de Keure van Kortenberg uit 1312, een feodale overeenkomst waarin rechten en plichten van Hertog Jan II van Brabant en bewoners zijn vastgelegd.[1] Gebruikmakend van geldnood en momenten van dynastieke onzekerheid bedongen vertegenwoordigers van vijf welvarende steden rechten die grenzen stelden aan de vorstelijke macht en hen inspraak gaven in het bestuur.[2] Ze bekwamen medezeggenschap via een standenvertegenwoordiging en net als in de Magna Charta het recht zich niet aan verplichtingen te hoeven houden als de hertog dat niet deed.[3]

Vier jaar na ondertekening van het Kortenbergs charter werd in het prinsbisdom Luik de Vrede van Fexhe afgesloten met deels andere constitutionele elementen als het recht op huisvrede.

Ter ere van de Blijde Inkomst in Leuven van de nieuwe bestuurders van het hertogdom Brabant, Johanna van Brabant en haar echtgenoot Wenceslaus van Luxemburg, in 1356, werden de verhoudingen tussen de nieuwe hertogin en hertog en de burgers van de Brabantse grote steden bevestigd. Het document was een feodale (privaatrechtelijke) overeenkomst met publieke werking en had een vergelijkbare functie als wat tegenwoordig een grondwet of constitutie is, regels die de burgers beschermen tegen vorstelijke (bestuurlijke) willekeur. Met het recht voor de onderdanen om dienst te weigeren ingeval de vorst zich niet aan de afspraken hield.[4] Het charter werd ondertekend en bezegeld met het grootzegel van het hertogdom door Johanna en Wenceslaus enerzijds en anderzijds door de ridders Diederik van Hoerne, Hendrik Berthout, Gerard van Vorselaer, Jan van Boechout en Bernard van Bornival, leden van de vorstelijke raad.[5][6] Opvolgende vorsten gebruikten deze tekst als basis voor latere overeenkomsten.

Deze reeks van ontwikkelingen voerden er onder andere toe dat de eerste Staten Generaal in de Nederlanden op 9 januari 1464 in Brugge bijeengeroepen werden door Filips de Goede.

Als navolgend kan bijvoorbeeld het Plakkaat van Verlaetinghe (1581) van de Staten Generaal van de Verenigde Nederlanden worden beschouwd.[7]

Historici leggen een verbinding met de grondwet van de Verenigde Staten in 1789.[8]

Vroegmoderne tijd[bewerken | brontekst bewerken]

In de Vroegmoderne Tijd werd dit verder uitgewerkt tot een theorie van een sociaal contract door John Locke in Two Treatises of Government uit 1689. Montesquieu zette in De l’esprit des lois uit 1748 zijn ideeën uiteen over de scheiding der machten.

Na de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog werd in 1787 de Grondwet van de Verenigde Staten van kracht, de oudst gecodificeerde geschreven nationale grondwet die nog van kracht is. De werken van Locke en Montesquieu waren hierop van invloed, net als die van Edward Coke en William Blackstone.

De ideeën van Locke en Montesquieu kwamen met die van Jean-Jacques Rousseau over gelijkheid terug in de Verklaring van de rechten van de mens en de burger die werd opgesteld na de Franse Revolutie. Ook de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring was hier van invloed. De Verklaring vormde de basis van de Franse grondwet van 1791, de eerste in een lange serie grondwetten.

In de rest van Europa werden hierna grondwetten ingevoerd, vaak na de veroveringen van de Franse Revolutieoorlogen. Pas vanaf het Revolutiejaar 1848 werden veel van deze grondwetten pas echt representatieve grondwetten.

Magna Carta, symbool van Brits constitutionalisme

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Linda Colley, The Gun, the Ship, and the Pen. Warfare, Constitutions and the Making of the Modern World, 2021. ISBN 9780871403162