Gwijde II van Blois

Gwijde II van Blois
? - 1397
Gwijde II van Blois
Graaf van Soissons
Periode 1350-1367
Voorganger Johanna van Henegouwen-Soissons
Opvolger Engelram VII van Coucy
Graaf van Blois
Periode 1381-1391
Voorganger Jan II van Blois
Opvolger Lodewijk I van Orléans
Graaf van Dunois
Periode 1381-1391
Voorganger Jan II van Blois
Opvolger Lodewijk I van Orleans
Vader Lodewijk I van Blois
Moeder Johanna van Henegouwen-Soissons

Gwijde II van Blois (Frans: Guy II de Blois-Chatillon) (ca.1345 - Avesnes, 22 december 1397) was graaf van Blois, Dunois en Soissons, heer van Schoonhoven, Gouda, Avesnes, Beaumont en Chimay (1381-1397) als opvolger van zijn broer Jan II van Blois.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Hij was de derde zoon van Lodewijk I van Blois en Johanna van Henegouwen-Soissons. Als jongste zoon leek Gwijde op weinig te kunnen rekenen, echter kreeg hij na de dood van zijn moeder het graafschap Soissons en van zijn grootvader Jan van Beaumont de bezittingen van Avesnes, Chimay en Beaumont. In 1360 toen het Verdrag van Brétigny werd getekend, werd Gwijde als onderdeel van zes gijzelaars naar Engeland gestuurd in gevangenschap, dit om Jan II van Frankrijk vrij te krijgen. Gwijde werd op 15 augustus 1367 vrijgelaten uit zijn gevangenschap, nadat hij zijn graafschap Soissons had verkocht aan Engelram VII van Coucy. In 1370 werd hij tot ridder geslagen terwijl hij op kruistocht was met de Duitse Orde in Litouwen. Daarna diende hij koning Karel VI van Frankrijk onder andere tegen het opstandige graafschap Vlaanderen; zo was hij aanvoerder van een flankdivisie in de Slag bij Westrozebeke (1382)[1].

In 1381 overleed zijn broer Jan II van Blois, zonder rechtmatige erfgenamen in Schoonhoven. Gwijde erfde daardoor de graafschappen Blois, Dunois en de Hollandse bezittingen van Gouda en Schoonhoven. Tijdens zijn regeerperiode bezocht hij zijn Hollandse bezittingen maar 2 a 3 keer, dit vanwege de lange reisafstand. Wel genoot hij in 1359-60 een opleiding bij zijn tante Guyote in IJsselstein.

Op 22 augustus 1370 of 1372 trouwde Gwijde met Maria van Namen, een dochter van Willem I van Namen uit het Huis Dampierre. Samen kregen ze een zoon Lodewijk, die al bij zijn geboorte werd verloofd met Maria van Berry, dochter van hertog Jan van Berry. Echter overleed Lodewijk in 1391 en mede door grote schulden was Gwijde in 1391 genoodzaakt zijn twee graafschappen Blois en Dunois te verkopen aan Lodewijk I van Orléans voor circa 200.000 livre[2]. Gwijde trok zich met zijn vrouw terug in Avesnes en na zijn dood verviel die plaats aan zijn zwager Jan I van Penthièvre en Cimay-Beaumont aan Filips de Stoute. Zijn Hollandse bezittingen vervielen aan Albrecht van Beieren, graaf van Holland.

Kwartierstaat (voorouders)[bewerken | brontekst bewerken]


Hugo II van Blois
(ca. 1258-1307)

Beatrix van Dampierre
(1272-1304)
 

Karel van Valois
(1270-1325)

Margaretha van Anjou
(1273-1299)
 

Jan II van Avesnes
(1247-1304)

Filippa van Luxemburg
(1252-1311)
 

Hugo van Soissons
(overleden in 1305)

Johanna van Dargies
(1290-1334)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Gwijde I van Blois
(overleden in 1342)
 
 
 

Margaretha van Valois
(ca. 1295-1342)
 
 
 
 
 

Jan van Beaumont
(ca. 1288-1356)
 
 
 

Margaretha van Soissons
(overleden in 1344)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Lodewijk I van Blois
(overleden in 1346)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Johanna van Henegouwen
(ca. 1323-1350)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Lodewijk II van Blois
(overleden in 1372)
 
 

Jan II van Blois
(ca. 1342-1381)
 
 

Gwijde II van Blois
(ca. 1345-1397)

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jean Froissart was een tijdje de persoonlijke kroniekschrijver van Gwijde II van Blois.