Jacques Brel

Voor andere betekenissen, zie Jacques Brel (metrostation) en Jacques Brel (spoorwegen).
Jacques Brel
Jacques Brel tijdens opnamen voor het KRO-programma Domino
Algemene informatie
Volledige naam Jacques Romain Georges Brel
Geboren 8 april 1929
Geboorteplaats SchaarbeekBewerken op Wikidata
Overleden 9 oktober 1978
Land Vlag van België België
Werk
Jaren actief 1952-1978
Officiële website
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) Last.fm-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Handtekening
Handtekening
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Jacques Romain Georges Brel (Schaarbeek, 8 april 1929Bobigny, 9 oktober 1978) was een Belgische zanger, componist en tekstschrijver die begin jaren zestig uitgroeide tot een internationale beroemdheid. Na zijn afscheid van het podium in 1967 was hij enige tijd actief als filmacteur en -regisseur. Tijdens het belangrijkste deel van zijn carrière werkte hij intensief samen met de componisten François Rauber en Gérard Jouannest. De in Brussel wonende Brel beschouwde zichzelf als Franstalige Vlaming.[1]

Afkomst van Jacques Brel[bewerken | brontekst bewerken]

De overgrootvader van Brel, Jean-Augustin Brel, was vanaf 1833 burgemeester van het Vlaamse Zandvoorde (nu een deelgemeente van Zonnebeke). Als lid van de gegoede burgerij sprak hij, haast vanzelfsprekend, Frans.

De vader van Brel, Romain Brel (6 februari 1883 – 8 januari 1964) vertrok in 1911 naar Congo, werkend voor een handelsfirma. Op 3 december 1921 trouwde hij in Brussel met Elisabeth Van Adorp (14 februari 1896 – 7 maart 1964). Ze vestigden zich samen in Congo, waar op 13 augustus 1922 de tweeling Pierre en Nelly werd geboren. In januari 1923 overleden beide kinderen aan tyfus. Op 19 oktober 1923 werd een zoon geboren die (eveneens) de naam Pierre kreeg. In 1926 keerden de Brels definitief terug naar Brussel. Ze vestigden zich in de buitenwijk Schaarbeek, waar in 1929 Jacques werd geboren. Vader Romain Brel verliet in 1931 de import-export en werd vennoot in de Brusselse kartonfabriek die in 1921 door zijn schoonbroer, Armand Vanneste, was opgericht. Het bedrijf werd omgedoopt in Vanneste & Brel.

Moeder Elisabeth Brel, door Brel steevast "Mouky" genoemd (een Franse bastaardspelling van het Nederlandse moeke, koosnaam voor moeder), was erg gelovig. Ze hield van acteren en zingen en schreef af en toe liedjes. Vader Romain Brel was een niet-praktiserend katholiek met een liberale politieke overtuiging. Op zijn twaalfde leerde Jacques Nederlands. Het bekrompen bourgeoismilieu waartegen Brel zich later in zijn chansons afzette, was volgens tijdgenoten dan ook niet zozeer gebaseerd op het gezin waarin hijzelf opgroeide, maar veel meer op bijvoorbeeld de familie Vanneste, die Brel van zeer nabij kende. In zijn lied Mon enfance (1967) beschreef Brel zijn kindertijd. Ook zong hij hier over zijn volgevreten ooms, die hem naar eigen zeggen zijn jeugd ontstolen hadden.[2]

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Herdenkingstegel op de gevel van zijn geboortehuis:
"Hier is geboren Jacques Brel, 1929-1978, hij heeft gezongen over het vlakke land, over ouderdom, tederheid en de dood. Rechtopstaand leefde hij zijn leven en de dichter leeft nog steeds”

Jeugdjaren[bewerken | brontekst bewerken]

Brel groeide op in een burgerlijk milieu. Aanvankelijk wees alles erop dat hij zijn vader later zou opvolgen als fabrieksdirecteur. Na het verlaten van de middelbare school werkte hij vier jaar lang bij de kartonfabriek Vanneste & Brel, waarin zijn vader medevennoot was. Bij de humanistisch-katholieke jeugdbeweging Franche Cordée legde hij zich ondertussen toe op zang en toneelspel. Hij ontmoette er ook Thérèse Michielsen ('Miche'), met wie hij op 1 juni 1950 trouwde. Het paar kreeg drie dochters: Chantal (1951-1999), France (1953) en Isabelle (1958).

Eerste stappen als chansonnier[bewerken | brontekst bewerken]

Ondertussen schreef Brel liedjes en gedichten. In 1952 begon hij onder de hoede van Angèle Guller voorzichtig aan een carrière als chansonnier. Hij trad op in haar radioprogramma, gaf optredens en maakte in 1953 een 78-toerenplaat met de, vergeleken met zijn latere repertoire, brave liedjes La Foire en Il y a. Een jaar later werd het duidelijk dat Brel geen fabrieksdirecteur zou worden maar chansonnier: hij vertrok naar Parijs, waar hij met wisselend succes zijn werk aan de man bracht. Hij liet zijn visitekaartje achter bij de Franstalige radio in de vaste veronderstelling dat die zijn liedjes zou promoten. Maar de chansons van Brel spraken er niemand aan.

Brel (links) met Bobbejaan Schoepen in 1955

Wie wel ontroerd werd door het werk van Brel, was Jef Claessen van Omroep Limburg. Claessen was presentator en later directeur van BRT2 Omroep Limburg. Hij haalde Brel naar Hasselt waar hij hem in diverse uitzendingen live liet zingen. Hij nam er ook Brels volledige repertoire op plaat op. Zijn Vlaamse entree was in augustus 1953, toen Brel voor het eerst op de radio te horen was, dankzij Claessen. Later trok zijn plaat ook de aandacht van onder meer Jacques Canetti; die liet hem een paar keer in zijn cabaret Les Trois Baudets optreden.

Brels verrichtingen werden met wisselend enthousiasme ontvangen, maar waren in ieder geval succesvol genoeg om in 1954 zijn gezin over te laten komen. In datzelfde jaar ontmoette hij Georges Pasquier ("Jojo"), die zijn boezemvriend zou blijven. Uit dezelfde periode stammen de eerste contacten met pianist/arrangeur/orkestleider François Rauber en pianist Gérard Jouannest, die Brel tijdens de rest van zijn muzikale carrière terzijde zouden staan. Rauber verzorgde de muzikale omlijsting op Brels grammofoonplaten terwijl Jouannest de vaste begeleider op het podium was. Beiden staan te boek als coauteur van diverse chansons. Later voegde accordeonist Jean Corti zich bij deze kern van begeleiders van Brel.

In 1955 stond Brel aan de vooravond van zijn doorbraak. In de Brusselse Ancienne Belgique verzorgde hij een week lang het voorprogramma van Bobbejaan Schoepen.

Doorbraak[bewerken | brontekst bewerken]

In 1956 beleefde Brel zijn doorbraak met het succesvolle plaatje Quand on n'a que l'amour. Brel was vanaf dat moment erkend artiest. Dat de kwaliteit van zijn gezinsleven er intussen niet op vooruitging, bleek toen Miche in 1958 besloot om met de kinderen weer in Brussel te gaan wonen. Miche en Brel leidden van dan af gescheiden levens, maar de relatie werd nooit definitief verbroken. Brel bleef kostwinner en speelde incidenteel de rol van huisvader. Dat hij er vele minnaressen op na hield, was een publiek geheim.

Vanaf de late jaren vijftig werd het werk van Brel grimmiger. Tijdgenoten meldden dat het vooral Pasquier was die Brel inspireerde om zijn katholiek-humanistische levensvisie te verruilen voor een wereldbeeld waarin de mens in de eerste plaats een strijder is. Gekoppeld aan de muzikale vakkunst van Jouannest en Rauber leverde dit een vernieuwde Brel op: in Les Flamandes uit 1959 trekt hij van leer tegen de hypocriete burgerlijke moraal die hij uit zijn jeugd kende; in Ne me quitte pas (1959) lijkt de liefde meer pijn dan goed te doen en La mort (1960) is het eerste uit een reeks chansons van Brel over de dood. Het zijn drie thema's die vanaf dat moment voortdurend opduiken in Brels teksten. Hij verwierf een serieuzer, literair imago, en joeg luisteraars tegen zich in het harnas die Quand on n'a que l'amour misschien wel konden waarderen.

Brel als vedette[bewerken | brontekst bewerken]

Jacques Brel (1962)

Het succes was er in ieder geval niet minder om. In de periode tot 1967 leidde Brel een hectisch bestaan waarin het niveau van zijn liedjes en optredens onveranderd hoog bleef. Tijdens zijn concerten verschoof het accent: was Brel aanvankelijk een cabareteske hofnar die af en toe een gevoelig liedje zong, naarmate de jaren vorderden speelde hij de rol van gedoemd dichter, die op het podium zijn persoonlijke pijn voor het voetlicht bracht. De intense manier waarop hij zijn chansons de zaal in spuugde, oogstte zelfs bewondering in landen waar de Franse taal traditioneel een onneembare hindernis vormt: in 1965 trad Brel op in Moskou en in de Carnegie Hall in New York.

In interviews, waar hij zich aanvankelijk met beleefde grapjes van afmaakte, gaf Brel zich in de loop van de tijd steeds vaker over aan tobberig gefilosofeer over zijn door de volwassenen geroofde jeugd en de waarde van het najagen van, desnoods stompzinnige, dromen. Dergelijke ontboezemingen werden meestal snel gevolgd door een relativerend grapje, want, hield Brel vol, het leven is uiteindelijk oninteressant en niet serieus te nemen.

Naast een intens tourschema van gemiddeld 300 optredens per jaar hield Brel er al die jaren een intens drink- en rookschema op na. Zijn nachtrust bestond uit hazenslaapjes en hij verloor tijdens een optreden naar eigen zeggen in een klein uur ruim een halve kilo aan lichaamsgewicht. Het wekte geen verbazing dat hij op 16 mei 1967 zijn laatste concert gaf. Als reden voor zijn afscheid gaf hij op dat hij bang was om zijn artistieke scherpte te verliezen. Ook wilde hij meer tijd vrijmaken voor "andere dingen". Daarnaast deden er geruchten de ronde dat Brel om gezondheidsredenen met optreden stopte. De titel van een Amerikaanse off-Broadwaymusical die vanaf 22 januari 1968 een belangrijke impuls aan Brels bekendheid in de Engelstalige wereld gaf, is in dit verband dan ook enigszins wrang: Jacques Brel is alive and well and living in Paris.

Op 6 januari 1969 gaf Brel in Parijs, samen met twee andere grote chansonniers van die tijd, Georges Brassens en Léo Ferré, tijdens een radio-uitzending een uitgebreid interview. Naar aanleiding van dit rondetafelgesprek werd in 2003 door uitgeverij Paroles Vives het biografisch essay Brassens, Brel, Ferré – Trois voix pour chanter l'amour uitgegeven.[3] Als eerbetoon aan dit roemrijke trio bracht Universal Music France in 2010 nog de drievoudige cd-box Trois poètes, Brel Brassens Ferré (met in totaal 54 liedjes van de drie artiesten) op de markt.[4]

Brel als acteur[bewerken | brontekst bewerken]

Brel ging het vanaf 1967 rustig aan doen. In zijn geval betekende dat: Don Quichot spelen in een door hemzelf geregisseerde musical (L'Homme de La Mancha) en een filmcarrière beginnen.

Hoewel zijn verrichtingen als filmacteur welwillend werden ontvangen, behaalde hij op dat gebied niet het enorme succes dat hem als zanger ten deel viel. De twee films die hij zelf regisseerde waren flops en Brel moest concluderen dat het najagen van deze droom in een mislukking was geëindigd. Ook de kindertheatervoorstelling Voyage sur la lune had niet het gewenste resultaat. Brel en Rauber leverden de liedjes voor deze musical, maar bliezen de voorstellingen vlak voor de geplande première in 1970 af, omdat ze het werk van regisseur Jean-Marc Landier ondermaats vonden.

Minder artistieke bezigheden genoten na 1967 Brels aandacht: hij behaalde zijn vlieg- en zeilbrevet en bevoer samen met minnares Maddly Bamy op het zeiljacht Askoy II de Atlantische en Stille Oceaan. Uiteindelijk belandde het paar op het Frans-Polynesische eiland Hiva Oa, deel van de Marquesaseilanden in de Stille Oceaan.

Afscheid[bewerken | brontekst bewerken]

Het graf van Jacques Brel te Atuona (Hiva Oa, Marquesaseilanden)

Toen bij Brel in 1974 longkanker werd geconstateerd, vestigde hij zich definitief op Hiva Oa. Met het tweemotorige vliegtuigje Jojo (genoemd naar zijn kort tevoren overleden vriend) verleende hij hand-en-spandiensten aan de lokale bevolking. Hij reisde nu en dan naar Europa voor een medische behandeling (in 1974 werd in Brussel een deel van zijn linkerlong verwijderd) alsook voor het opnemen van zijn dertiende en meteen laatste lp, getiteld Les Marquises.

Het studioalbum Les Marquises (ook wel bekend onder de titel Brel), geproduceerd door het Franse Barclay Records, kwam uit op 17 november 1977. Het was de eerste volwaardige en volgens critici artistiek hoogstaande plaat van Brel in bijna tien jaar. Ook commercieel kende de plaat een groot succes. Op de dag van verschijnen werden er meteen 650.000 exemplaren van verkocht. In totaal zouden er meer dan twee miljoen albums over de toonbank gaan.[5]

Kort na het uitkomen van de plaat keerde Brel weer terug naar Hiva Oa, waar hij tot de zomer van 1978 samen met Maddly verbleef. Een snel verslechterende gezondheidstoestand dwong hem de laatste drie maanden van zijn leven in Frankrijk door te brengen. Op 9 oktober 1978 overleed hij aan een longembolie in het Avicennaziekenhuis in Bobigny nabij Parijs. Hij werd begraven op het kerkhof van Atuona op Hiva Oa, niet ver van het graf van Paul Gauguin.[6]

Controverses[bewerken | brontekst bewerken]

Met zijn liedjesteksten zorgde Brel regelmatig voor opschudding, o.m. met Les bourgeois en Les Flamandes. In 1966 haalt La...La...La..., waarin Brel de pastoors en de flaminganten hekelt en een republikeins België voorstaat, zelfs de parlementaire debatten. Toenmalig Volksuniesenator Wim Jorissen interpelleerde vicepremier Willy De Clercq over het feit dat hij in het casino van Oostende Brels vertolking van dit lied toegejuicht zou hebben. De vicepremier antwoordde laconiek dat de zanger "over een uitzonderlijk talent beschikt, zoals door tal van onverdacht Vlaamse kranten en critici wordt toegegeven. Dat hij af en toe een zin of een uitdrukking gebruikt, die misschien kwetsend kan zijn of minder gepast, moet men er maar bijnemen...".[7] Een tiental jaar later, in 1977 zorgde ook Les F.,...chanson comique voor de nodige opschudding. Les F.,[8] waarbij de 'F.' een afkorting is van 'Flamingants', verscheen op Brels laatste album Les Marquises uit 1977, maar werd nooit door hem in de zalen gezongen. In dit lied, maar eerder ook al in interviews, manifesteerde Brel zich als een belgicist die venijnig uithaalt naar Vlaams-nationalisten die hij bekrompenheid, nazisympathieën en schijnheiligheid verwijt. In de laatste zin "Et je vous interdis d'obliger nos enfants (...) à aboyer flamand" fulmineert hij tegen de Vlaamse taalstrijd en vernederlandsing van het in zijn ogen tweetalige Vlaanderen.[9]

Hoewel Les F. de ondertitel chanson comique meekreeg, schoot de tekst niet alleen bij Vlaams-nationalisten maar ook bij gewone Vlamingen en andere Vlaamse chansonniers in het verkeerde keelgat. Zo vonden zowel Marijn Devalck als Johan Verminnen, beiden nochtans grote liefhebbers van Brel, de tekst te scherp en onnodig beledigend.[10] Zelfs Johan Anthierens, criticus maar passioneel bewonderaar van Brel, omschreef het nummer als "een artistieke drol, die (...) zijn schijf ontsiert".[11] In zijn in 1998 verschenen boek[12] is Anthierens hierover wat genuanceerder. In hun lied A mr. Brel (1977) dienden ook De Strangers "Brusselèrke" Brel fel van repliek door onder meer te verwijzen naar zijn neiging om altijd de Vlamingen te kleineren en dat er o.l.v. Leon Degrelle ook in Wallonië werd gecollaboreerd.[13][14] Vlaamsgezinde politici en verenigingen (waaronder KVHV en BGJG) noemden het nummer schandalig en vroegen om de plaat van 'die franskiljon' te verbieden. Terwijl CVP-Kamerlid Jan Verroken sprak van een "walgelijke, vulgaire, commerciële gangsterstunt van een Franse platenfirma", verklaarde toenmalig minister van Cultuur Rika De Backer, na hierover te zijn geïnterpelleerd in het Belgische parlement, "zich geërgerd en beledigd" te voelen door het beeld dat Brel van Vlaanderen schetste. En hoewel de BRT-directie na lang beraad besliste om niet in te gaan op de vraag om de plaat te boycotten, weigerde radiomaker Jos Baudewijn toch om het nummer te draaien. In november 1977 diende het KVHV een klacht in bij de rechtbank van Antwerpen "wegens smaad aan het Vlaamse volk". Drie maanden later besliste de raadkamer van Antwerpen om niet in te gaan op de klacht en Brel buiten vervolging te stellen.[15][16]

Eerbetoon[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren na zijn dood raakte Brel allerminst in de vergetelheid. Zijn dochter France richtte in 1981 de Fondation Jacques Brel op, die sindsdien waakte over zijn artistieke nalatenschap. Al in 1962 had Miche Brel de muziekuitgeverij Éditions Pouchenel in het leven geroepen om Brels werk uit te geven. In 2006 fuseerden beide tot Éditions Jacques Brel.

In 2003 werd in Brussel voor hem een reus gebouwd: "Grand-Jacques".[17]

Franstalige radioluisteraars uit diverse landen riepen Ne me quitte pas uit tot het beste lied van de twintigste eeuw en kijkers van de RTBF kozen Brel op 20 december 2005 als De Grootste Belg. In de Vlaamse tegenhanger van deze verkiezingen eindigde hij als 7de.

Brels gecompliceerde verhouding met vrouwen echode nog jaren na. Zijn weduwe Miche Brel en Maddly Bamy, met wie hij vanaf 1971 tot zijn dood in 1978 samenleefde, streden jaren over de vraag waar Brels graf zich zou moeten bevinden en wie of wat er precies op de steen vermeld zou moeten staan. In 1999 won Maddly de rechtszaak, waarbij zij het recht kreeg om een afbeelding van de gezichten van Brel en haar op de grafsteen te plaatsen.

Op 5 februari 2015 werd zijn nummer Mijn vlakke land uit 1962 opgenomen in de Eregalerij van de Vlaamse klassiekers van Radio 2.

Discografie[bewerken | brontekst bewerken]

Het werk van Brel werd in de periode van 1953 tot 1977 uitgebracht op tientallen, meestal titelloze, ep's en lp's, waarbij het beleid van de platenmaatschappij vaak per land verschilde. Hij zong voornamelijk in het Frans en nam enkele Nederlandse versies van zijn liedjes op, meestal door Ernst van Altena vertaald.

Bekende liedjes van Brel zijn onder andere:

Vanwege zijn kritische, vaak spottende, teksten over de Vlaamse Beweging en het leven onder de vleugels van de Rooms-Katholieke Kerk was Brel vooral onder Vlamingen omstreden. Hij schreef echter diverse lofzangen op het Vlaamse land en het vrouwelijk deel van zijn bewoners.

Vele artiesten hebben chansons van Brel uitgevoerd of opgenomen: Will Ferdy, Liesbeth List, Johan Verminnen, Herman van Veen, Jeroen Willems en Patrick Riguelle. In het Engelse taalgebied zorgden met name vertaler Rod McKuen en de zangers Scott Walker, Terry Jacks en David Bowie voor Brels bekendheid. Van If you go away (de Engelse bewerking van Ne me quitte pas) bestaan talloze versies, waarvan die van Shirley Bassey, Dusty Springfield, Neil Diamond, Nina Simone en Frank Sinatra waarschijnlijk de bekendste zijn. Anno 2023 brengt Olivier Laurent Jacques Brel weer tot leven.[18]

Albums (selectie)[bewerken | brontekst bewerken]

Brel tijdens de opname in Amsterdam, 1963
Voor een uitgebreide discografie, zie Discografie van Jacques Brel.
  • Grand Jacques (1954)
  • Quand On n'a Que l'Amour (1957)
  • Au Printemps (1958)
  • La Valse à Mille Temps (1959)
  • Marieke (1961)
  • Enregistrement Public à l'Olympia 1961 (1962)
  • Les Bourgeois (1962)
  • Enregistrement Public à l'Olympia 1964 (1964)
  • Les Bonbons (1966)
  • Ces Gens-Là (1966)
  • Jacques Brel '67 (1967)
  • J'arrive (1968)
  • L'Homme de La Mancha (1968)
  • Ne Me Quitte Pas (1972)
  • Les Marquises (1977)

Hitnoteringen[bewerken | brontekst bewerken]

Album met hitnotering(en) in de Vlaamse Ultratop 200 albums Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
De 24 grootste successen 1995 13-05-1995 16 15
Quand on n'a que l'amour 1997 22-02-1997 44 3
Mijn vlakke land 1998 17-10-1998 11 10
Infiniment 2003 11-10-2003 6 32* Platina
L'intégrale 2003 25-10-2003 47 1
Les 100 plus belles chansons 2008 11-10-2008 32 13 Platina
Les 50 plus belles chansons 2013 19-10-2013 115 21

NPO Radio 2 Top 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Nummer(s) met noteringen in de NPO Radio 2 Top 2000 '99 '00 '01 '02 '03 '04 '05 '06 '07 '08 '09 '10 '11 '12 '13 '14 '15 '16 '17 '18 '19 '20 '21 '22 '23
Le moribond - - - - - - - 1743 1753 - - - - - - - - - - - - - - - -
Marieke 1049 - 1180 1131 808 1073 858 913 1044 946 1188 1487 1524 1419 1376 1574 1899 - - - - - - - -
Mijn vlakke land 321 442 470 393 368 304 330 292 331 315 359 404 565 681 610 764 762 1034 1018 1185 1363 1532 1157 1546 1690
Ne me quitte pas 66 195 134 133 101 113 86 82 88 90 94 72 118 130 93 150 156 174 217 278 415 390 188 244 347
Voir un ami pleurer 977 - 1166 804 675 774 627 624 787 689 887 1036 1045 1050 923 1096 1448 1889 1728 - - - 1830 - -

Videografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Les Adieux à l'Olympia (dvd-live, 2005)
  • Brel: Comme quand on était beau (verzameling van drie dvd's van diverse televisieopnamen)

Filmografie[bewerken | brontekst bewerken]

Hoewel hij vanaf eind jaren vijftig al incidenteel in (nooit uitgebrachte) films speelde, begon Brels filmcarrière pas werkelijk na zijn afscheid van het podium. Van zijn twee pogingen om films te regisseren gaf hij later toe dat die waren mislukt. Zijn acteerprestaties werden over het algemeen wel positief ontvangen.

Brel acteerde in de volgende films:

Titel Jaar Regie Andere acteurs Muziek Rol
Les Risques du métier 1967 André Cayatte Emmanuelle Riva Jacques Brel en François Rauber Jean Doucet, een onderwijzer die wordt beschuldigd van verkrachting.
La bande à Bonnot 1968 Philippe Fourastié Bruno Cremer, Annie Girardot Jacques Brel en François Rauber Raymond la Science, een van de leiders van een bende bankovervallers.
Mon oncle Benjamin 1969 Edouard Molinaro Claude Jade, Bernard Blier Jacques Brel Benjamin Rathery, een schalkse plattelandsdokter in het Frankrijk onder Lodewijk XV. De film is voornamelijk gevuld met degengevechten en blote dames.
Mont-Dragon 1970 Jean Valère Françoise Prévost, Catherine Rouvel Georges Dormond, een ontslagen militair die wraak neemt op degenen die hij voor zijn ontslag verantwoordelijk houdt.
Les assassins de l'ordre 1971 Marcel Carné Catherine Rouvel, Paola Pitagora, Charles Denner Een rechter die drie van moord verdachte politieagenten poogt te veroordelen.
Franz 1971 Jacques Brel Barbara Jacques Brel en François Rauber Léon, een postbeambte die in een sanatorium indruk poogt te maken op ene Leonie (gespeeld door Barbara). De ervaren regisseur Eduard Molinaro hielp Brel om dit regiedebuut af te ronden.
L'Aventure c'est l'aventure 1972 Claude Lelouch Lino Ventura, Jacques Brel, Charles Denner Jacques, lid van een bende op hol geslagen gangsters.
Le bar de la fourche 1972 Alain Levent Rosy Varte, Isabelle Huppert Jacques Brel Van Horst, die na vele omzwervingen terugkeert bij de minnares die hij ooit belazerde.
Le Far West 1973 Jacques Brel Jacques Brel en François Rauber Jacques, in een film over volwassenen die het Wilde Westen van hun jeugd in België pogen te hervinden.
L'Emmerdeur 1973 Eduard Molinaro Lino Ventura, Caroline Cellier Jacques Brel en François Rauber Pignon, een vertegenwoordiger in overhemden die tijdens een zelfmoordpoging per ongeluk een huurmoordenaar in zijn werk stoort.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Œuvre intégrale, 1982 (verbeterde uitgave 1998)
    Al zijn teksten, waaronder die van bijna 200 chansons (1982: ISBN 2-221-01068-X, paperback; ISBN 2-221-01069-8, gebonden).
  • Olivier Todd, Jacques Brel. Une vie, 1984
    Door de familie Brel geautoriseerde biografie. Todd heeft inzage gekregen in de archieven van de familie.
  • Mohamed el-Fers, Brel, 1990 (herziene herdrukken in 1993, 1998, 2003 en april 2015). De eerste Nederlandstalige biografie van Brel. De banden tussen Brel en Nederland krijgen extra aandacht. ISBN 9789402102215
  • Johan Anthierens, Jacques Brel. De passie en de pijn, L.J. Veen, 1998, ISBN 9020457551
    Bundel essays over Brel.
  • René Seghers, Jacques Brel. Leven en liefde, 2003
    Biografie waarvoor onder anderen Maddly Bamy werd geïnterviewd.
  • Jacques Brel / Ne me quitte pas / Laat me niet alleen, 2004, ISBN 90-388-0325-7
    Circa 80 chansonteksten, zij aan zij met een zingbare Nederlandse vertaling. Vertalers: Ernst van Altena, Benno Barnard, Geert van Istendael, Koen Stassijns e.a. Met achtergronden en een bonus-cd van Mich en Scène.
  • Thijs Delrue, Brel, de Belg. Een verhaal van liefde en onbegrip, 2018, ISBN 9789089318886
    Boek over de Belgitude van Brel.
Zie de categorie Jacques Brel van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Etalagester Dit artikel is op 5 november 2005 in deze versie opgenomen in de etalage.