Lijst van sterke en onregelmatige werkwoorden in het Nederlands

Dit is een (onvolledige) lijst van Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging afwijkt van de meest gebruikelijke wijze. Dit zijn de onregelmatige en de sterke werkwoorden. Daarnaast zijn er werkwoorden waarbij een of meerdere vervoegingen ontbreken, de zogenaamde defectieve werkwoorden.

Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]

Het merendeel van de werkwoorden in het Nederlands kent een zogeheten zwakke vervoeging. De vormen hiervan verschillen onderling alleen met betrekking tot de -t of -d in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord. Bij een stemloze medeklinker op het einde van de stam vervoegt men met een -t. Bij een stemhebbende medeklinker wordt dit een -d.

Zie 't Kofschip voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Onvoltooid verleden tijd enkelvoud Onvoltooid verleden tijd meervoud Voltooid deelwoord
Stemhebbend stam + de stam + den ge + stam + d
Stemloos stam + te stam + ten ge + stam + t

Nederlandse werkwoorden waarvan de vervoeging van het bovenstaande paradigma afwijkt, worden sterk en/of onregelmatig genoemd. Sterk wil hier zeggen dat de onvoltooid verleden tijd een andere klinker krijgt in de stam (dit verschijnsel noemt met ook wel een ablaut). Het voltooid deelwoord eindigt bij deze werkwoorden doorgaans op -en.

Men spreekt van een onregelmatig werkwoord als de vervoeging in de onvoltooid verleden tijd en het voltooid deelwoord niet duidelijk onder een van de twee hiervoor beschreven paradigma's (sterk of zwak) valt. De meest voorkomende werkwoorden waarvoor dit geldt zijn hebben, zijn, wezen, kunnen, zullen, mogen en willen. Deze werkwoorden zijn tevens onregelmatig in de tegenwoordige tijd.

Samengestelde werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Van op geheel dezelfde manier vervoegde samengestelde werkwoorden wordt in deze lijst alleen het grondwoord (tweede deel) vermeld, tenzij de manier van vervoegen in de samenstelling afwijkt; afblijven, doorrijden en dergelijke woorden worden daarom niet apart vermeld, maar woorden als bekvechten en stofzuigen wel.

Werkwoorden met een voorvoegsel[bewerken | brontekst bewerken]

Hetzelfde geldt voor de samengestelde werkwoorden met een onbeklemtoond voorvoegsel. De onbeklemtoonde voorvoegsels zijn be-, er-, ge- en ont-. Daarnaast zijn er voorvoegsels die zowel onbeklemtoond als beklemtoond kunnen optreden: aan-, door-, her-, om,- onder-, open-, over, ver-, vol, voor-. Soms gebeurt dit zelfs bij hetzelfde kernwerkwoord, met als gevolg ook verschillende betekenissen: óndergaan = verdwijnen; ondergáán = behandeld worden; óverschrijven = opnieuw schrijven; overschríjven = ergens overheen schrijven.

Het deelwoordvoorvoegsel ge- vervalt als het werkwoord zelf al een onbeklemtoond voorvoegsel heeft. Dit is bijvoorbeeld zo in de vormen verblijven → verbleven, voorkómen → idem, hernemen → hernomen maar niet in vormen van scheidbaar samengestelde werkwoorden, zoals afblijven → afgebleven, hergebruiken → hergebruikt, vóórkomen → vóórgekomen, vérspringen → vergesprongen, óverschrijven → overgeschreven, overschríjven → overschreven.

Werkwoorden met een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord of een werkwoord als voorvoegsel krijgen soms een andere vervoeging of kunnen helemaal niet worden vervoegd. In plaats daarvan valt men dan terug op een omschrijving. Voorbeelden van zulke samenstellingen die zich wél laten vervoegen zijn raadplegen, doodslaan, kennisnemen, roerbakken, stofzuigen, wegjagen en paardrijden. Werkwoorden als zweefvliegen, banksparen, wedstrijdzeilen en buikspreken lenen zich echter niet voor vervoeging.

Meervoud[bewerken | brontekst bewerken]

Het meervoud van de onvoltooid verleden tijd wordt in de meeste gevallen door hechting van het achtervoegsel -en aan de stam. In enkele gevallen is dit -den, deze gevallen is het meervoud in de onderstaande tabel apart aangegeven.

Meerdere vormen[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige werkwoorden hebben zowel een volledig zwakke als een volledig sterke of onregelmatige vervoeging, waarvan er meestal één later is ontstaan door analogie. Meestal is er sprake van een verschil in register, stijl en/of dialect, maar soms ook in betekenis.

De werkwoorden met ij in de onbepaalde wijs (infinitief) hebben haast altijd dezelfde sterke verbuiging, zoals blijven, bleef, gebleven. Sommige werkwoorden met ei in de infinitief hebben die verbuiging ook, waarschijnlijk door analogie.

Lijst van sterke of onregelmatige werkwoorden[bewerken | brontekst bewerken]

Zwakke, regelmatige werkwoorden worden in deze lijst niet vermeld, tenzij er ook een sterke vervoeging is of het werkwoord ook in een andere betekenis bestaat. Wanneer een bepaalde vorm wel officieel erkend wordt, maar in de huidige standaardtaal vrijwel niet gangbaar is, is deze tussen haakjes gezet. Hetzelfde is gedaan voor (veelal zwakke) vormen die (nog) niet officieel erkend zijn, maar in de praktijk niettemin geregeld gebruikt worden.

Het meervoud van de zwakke regelmatige verleden tijd wordt gevormd door een n toe te voegen: werktewerkten.
Het meervoud van een andere verleden tijd is gelijk aan de gebruikelijke meervoudsvorming van een zelfstandig naamwoord (dus toevoeging van en): bleefbleven, schrokschrokken.
Staat er echter a in de verleden tijd, dan wordt de medeklinker daarachter niet verdubbeld: namnamen.
Veel werkwoorden kunnen diverse voorvoegsels hebben: be-staan, ont-staan, ver-staan enz. Dit staat niet in de tabel, tenzij het werkwoord niet zonder voorvoegsel kan bestaan, zoals bij ver-dwijnen. In het voltooid deelwoord komt dit voorvoegsel in plaats van het voorvoegsel ge-.

zwak sterk
geel: onregelmatig zwak
infinitief o.v.t. volt. deelw. o.v.t. volt. deelw. klasse opmerking
bakken   bakte gebakt[1]   biek[2] gebakken   Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bannen bande gebannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
barsten barstte gebarsten Klasse 3b, half sterk Oorspronkelijk klasse 3, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
bergen borg geborgen Klasse 3b Herbergen, herbergde, geherbergd is zwak, waarbij 'her-' niet als voorvoegsel geldt.
bersten berstte borst[3] geborsten Klasse 3b Nevenvorm van barsten.
bidden bad gebeden Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
bieden bood geboden Klasse 2a
bijten beet gebeten Klasse 1
binden bond gebonden Klasse 3a
blazen blies geblazen Klasse 7
bleiten bleitte gebleit bleet gebleten Zwak Nevenvorm van blaten, met als betekenis wenen, huilen. De onregelmatige vormen zijn gewestelijk.[4]
blijken bleek gebleken[5] Klasse 1
blijven bleef gebleven[5] Klasse 1
blinken blonk geblonken Klasse 3a
braden braadde bried gebraden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
breien breide gebreid bree[2] gebreeën[2] Klasse 1 Sterke vormen: meestal informeel.[4]
breken brak gebroken[5] Klasse 4
brengen bracht gebracht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is weggevallen door lenitie.[6]
buigen boog gebogen Klasse 2b
brouwen brouwde gebrouwen Klasse 7, half sterk Bijvoorbeeld van bier. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
brouwen brouwde gebrouwd Zwak In bet.: met keel-r spreken.
delven[7] delfde dolf gedolven Klasse 3b Bet.: graven. Echter: bedelven is geheel sterk.
denken dacht gedacht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
be
ver
derven bedierf
verdierf
bedorven[8]
verdorven
Klasse 3c Derven is zwak.
dingen dong gedongen Klasse 3a Bet.: wedijveren, onderhandelen.
doen deed gedaan Onregelmatig Verleden tijd is ontstaan door reduplicatie. Dit is waarschijnlijk een overblijfsel van de imperfecte verledentijdsvorm uit het Proto-Indo-Europees.
dragen droeg gedragen Klasse 6
be driegen bedroog bedrogen Klasse 2a
ver drieten verdriette[9] verdroot verdroten Klasse 2a
drijten[10] dreet gedreten Klasse 1 Bet.: zijn behoefte doen.
drijven dreef gedreven Klasse 1
dringen drong gedrongen Klasse 3a
drinken dronk gedronken Klasse 3a
druipen droop gedropen Klasse 2b
duiken dook gedoken Klasse 2b
dunken docht[11] gedocht[11] Onregelmatig Zoals in: Me dunkt ... Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'n' is in de verleden tijd en het voltooid deelwoord weggevallen door lenitie.[6]
durven durfde gedurfd dorst[12] Preterito-presens
dierf[2] Onregelmatig
ver dwijnen verdween verdwenen[5] Klasse 1
dwingen dwong gedwongen Klasse 3a
erven erfde geërfd ierf[2]
orf[2]
georven[2][13] Zwak Standaardnederlands: uitsluitend zwak.
eten at gegeten Klasse 5 Voltooid deelwoord in samenstellingen zonder g, dus: overeten.
fluiten[14] floot gefloten Klasse 2b
gaan ging gegaan[5] Klasse 7, onregelmatig De verleden tijd is afgeleid van het klasse 7 sterke werkwoord 'gangen', wat niet meer bestaat.
gelden gold gegolden Klasse 3b
ver geten vergat vergeten[8] Klasse 5 Zie ook: eten.
geven gaf gegeven Klasse 5
gieten goot gegoten Klasse 2a
be
ont
ginnen begon
ontgon
begonnen[5]
ontgonnen
Klasse 3a
glijden gleed gegleden Klasse 1
glimmen glom geglommen Klasse 3a
graven groef gegraven Klasse 6
grijpen greep gegrepen Klasse 1
hangen hing gehangen Klasse 7
hebben had (mv. hadden) gehad Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, verleden tijd is ontstaan door assimilatie van 'hab+de'.[6]
heffen hief geheven Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
ver helen verheelde verheeld verholen[2] Klasse 4, half sterk Het sterke voltooid deelwoord wordt nog vaak gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Helen (genezen) is zwak.
helpen hielp geholpen Klasse 3c
heten heette hiet[2] geheten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
hijsen hees gehesen Klasse 1
hoeven[15] hoefde gehoefd gehoeven Zwak Gehoeven is tegenwoordig gebruikelijker dan gehoefd.
houden hield gehouden Klasse 7, onregelmatig De oorspronkelijke 'l' is bewaard in de onvoltooid verleden tijd.
houwen hieuw gehouwen Klasse 7 Ook sterk in uithouwen. Echter: zwak in beeldhouwen.
jagen[16] jaagde gejaagd joeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Jaagde/joeg: de jacht beoefenen. Anders uitsluitend: joeg.
kerven kerfde gekerfd korf gekorven Klasse 3b
kiezen koos gekozen Klasse 2a De vormen koor en gekoren (overeenkomend met de vormen van vriezen en verliezen) gelden als verouderd, behalve in uitverkiezen.
uitver kiezen[17] verkoor uit uitverkoren Klasse 2a, onregelmatig
kijken keek gekeken Klasse 1
kijven keef gekeven Klasse 1
klagen klaagde geklaagd kloeg[2][18] Zwak
klieven kliefde gekliefd kloof[2] gekloven[2] Klasse 2a Bet.: doen splijten.
klimmen klom geklommen Klasse 3a
klinken klonk geklonken Klasse 3a
kluiven kluifde[2] gekluifd[2] kloof gekloven Klasse 2b
knijpen kneep geknepen Klasse 1
komen kwam gekomen[5] Klasse 4, onregelmatig Ook voorkómen en vóórkomen.
kopen kocht gekocht Onregelmatig Oorspronkelijk een zwak werkwoord, de 'ch' is ontstaan door lenitie.
krijgen kreeg gekregen Klasse 1
krijsen krijste gekrijst krees gekresen Klasse 1
krijten kreet gekreten Klasse 1 In bet. schreeuwen.
krimpen kromp gekrompen Klasse 3a
kruipen kroop gekropen Klasse 2b
kunnen gekund kon (mv. konden)[19][6] Preterito-presens Oorspronkelijk een preterito-presens, overgeërfd uit het Oergermaans.
kwijten kweet gekweten Klasse 1 Bet.: doen, vervullen.
lachen lachte loech[2] gelachen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de sterke verledentijdsvorm is sinds de periode van het Middelnederlands geheel verouderd.
laden laadde loed[2] geladen Klasse 6, half sterk Oorspronkelijk klasse 6, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
laten liet gelaten Klasse 7
leggen legde gelegd lei[2] (mv. leiden)[20] Zwak
lezen las gelezen Klasse 5
liegen loog gelogen Klasse 2a
ver liezen[17] verloor verloren[8] Klasse 2a, onregelmatig Zie ook vriezen en uitverkiezen.
liggen lag gelegen Klasse 5 Met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
lijden leed geleden Klasse 1
lijken leek geleken Klasse 1
lopen liep gelopen[5] Klasse 7
luiken look geloken[5] Klasse 2b Bet.: sluiten.
melken molk gemolken Klasse 3b In de overdrachtelijke bet. (langzaam, moeilijk uitvragen) zwak vervoegd.
meten mat gemeten Klasse 5
miegen meeg gemegen Klasse 1 Bet.: urineren. Geen standaardtaal.[2]
mijden meed gemeden Klasse 1
moeten moest gemoeten[8] Preterito-presens Ontmoeten is zwak, maar hangt hier vermoedelijk niet mee samen.
mogen gemoogd/gemocht[21] mocht gemogen Preterito-presens
nemen nam genomen Klasse 4
ge nezen genas genezen Klasse 5
ge nieten genoot genoten Klasse 2a Nieten, met nietjes bevestigen is zwak.
nijgen neeg genegen Klasse 1 Bet.: een buiging maken, klasse 1. Maar neigen (voorover hellen) is zwak.
nijpen neep genepen Klasse 1
pijpen[3] peep[2] gepepen[2] Klasse 1 In bet. fluitspelen, klasse 1.
pijpen pijpte gepijpt Zwak In bet. van seksuele handeling.
plegen placht geplacht[2] Onregelmatig In bet. de gewoonte hebben
De deelwoorden geplacht[22] en geplogen[23] zijn thans sterk verouderd.
plegen pleegde gepleegd Zwak In bet. begaan.
pluizen ploos geplozen Klasse 2b Vooral in samenst. uitpluizen ofwel navorsen.
pluizen pluisde gepluisd Zwak In bet. pluisjes afgeven.
plukken plukte geplukt geplokken[24] Zwak
prijzen prees geprezen Klasse 1 In bet. loven.
prijzen prijsde geprijsd Zwak In bet. van een prijsetiket voorzien.
raden raadde ried geraden Klasse 7 Vooral nog sterk in samenstellingen zoals aanraden, afraden en verraden.
raken raakte geraakt rocht[2] gerocht[2] Zwak In de standaardtaal uitsluitend regelmatig. Blijkens de t in rocht, gerocht is dit werkwoord zwak.
rieken rook geroken Klasse 2a In bet. geuren.
rijden reed gereden Klasse 1
rijgen reeg geregen Klasse 1
rijten reet gereten Klasse 1
rijven reef gereven Klasse 1 Bet.: harken.
rijzen rees gerezen[5] Klasse 1
rinnen[25] ron geronnen Klasse 3a Bet.: vloeien, voortbewegen.
roepen riep geroepen Klasse 7
ruiken rook geroken Klasse 2b In bet. geur verspreiden en geur waarnemen.
scheiden scheidde gescheiden Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
uit scheiden scheidde uit[26] uitgescheid scheed uit[26] uitgescheden[26][5] Klasse 1 In bet. ophouden.[4]
schelden schold gescholden Klasse 3b
schenden schond geschonden Klasse 3b
schenken schonk geschonken Klasse 3b
scheppen schiep geschapen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) In bet. creëren onregelmatig sterk, behoorde oorspronkelijk tot klasse 6.
scheppen schepte geschept Zwak In bet. putten, naar boven halen.
scheren schoor geschoren Klasse 4 In bet. ontharen, met een lange 'o' in de verleden tijd.
scheren scheerde gescheerd Zwak In bet. langsstrijken. Als in Scheer je weg!.
schieten schoot geschoten Klasse 2a
schijnen scheen geschenen[8] Klasse 1
schijten scheet gescheten Klasse 1
schrijden schreed geschreden Klasse 1
schrijven schreef geschreven Klasse 1
schrikken schrikte[21] schrok geschrokken Klasse 3a In bet. plotseling angstig worden. Is zwak in de bet. plotseling doen afkoelen (zoals bij eieren). Overgankelijk opschrikken is ook zwak.
schuilen schuilde geschuild school gescholen Klasse 2b
schuiven schoof geschoven Klasse 2b
slaan sloeg geslagen Klasse 6 Met medeklinkerwisseling.
slapen sliep geslapen Klasse 7
slijpen sleep geslepen Klasse 1
slijten sleet gesleten Klasse 1
ver slinden verslond verslonden Klasse 3a
slinken slonk geslonken[5] Klasse 3a
sluipen sloop geslopen Klasse 2b
sluiten sloot gesloten Klasse 2b
smelten smolt gesmolten Klasse 3b
smijten smeet gesmeten Klasse 1
snappen snapte gesnapt gesnopen[27] Zwak In bet. begrijpen.
snijden sneed gesneden Klasse 1
snuiten snoot gesnoten Klasse 2b
snuiven snoof gesnoven Klasse 2b
spannen spande gespannen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
spijten speet gespeten Klasse 1
spinnen spon gesponnen Klasse 3a In bet. vezels tot een draad verwerken.
splijten spleet gespleten Klasse 1
spouwen spouwde gespouwen Klasse 7, half sterk Bet.: splijten. Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
spreken sprak gesproken Klasse 4
springen sprong gesprongen[5] Klasse 3a
spruiten sproot gesproten[5] Klasse 2b Bet.: het vormen van loten, jonge takken.
spugen
spuwen
spuugde
spuwde
gespuugd
gespuwd
spoog gespogen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2b) Oorspronkelijk: spuwen, spoog, gespogen.
spuiten spoot gespoten Klasse 2b
staan stond gestaan Klasse 6, onregelmatig Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
steken stak gestoken Klasse 4
stelen stal gestolen Klasse 4
sterven stierf gestorven[5] Klasse 3c
stijgen steeg gestegen[5] Klasse 1
stijven steef gesteven[5] Klasse 1 In bet. met stijfsel behandelen.
stijven stijfde gestijfd Zwak Andere bet. (zoals verstijven, stijf worden).
stinken stonk gestonken Klasse 3a
stoten stootte stiet[28] gestoten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm wordt nu meestal zwak vervoegd.
strijden streed gestreden Klasse 1
strijken streek gestreken Klasse 1
stuiven stoof gestoven Klasse 2b
tijgen toog getogen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 2a) Bet.: trekken, gaan.
aan tijgen teeg getegen Klasse 1 Bet.: beschuldigen.
treden trad getreden Klasse 5
treffen trof getroffen Klasse 3b
trekken trok getrokken Klasse 3b
vallen viel gevallen[5] Klasse 7
vangen ving gevangen Klasse 7 Met een korte 'i' in de verleden tijd.
er varen ervaarde ervoer ervaren Klasse 6 Zie ook varen.
varen (vaarde)[2] voer gevaren Klasse 6
vechten vocht gevochten Klasse 3b Maar bekvechten is zwak.
be velen beval bevolen Klasse 4 Maar velen (verdragen) en vervelen zijn zwak.
vijzen vees gevezen Klasse 1 Bet.: in- of uitdraaien van een schroef. Wordt voornamelijk gebruikt in Vlaanderen en Zuid-Nederland.
vinden vond gevonden[5] Klasse 3a
vlechten vlocht gevlochten Klasse 3b
vlieden[3] vlood gevloden Klasse 2a Bet.: vluchten.
vliegen vloog gevlogen Klasse 2a Zwak in samenstelling zweefvliegen.
vlieten[3] vloot gevloten Klasse 2a Bet.: stromen.
vouwen vouwde gevouwen Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, tegenwoordig half sterk, ontvouwen is echter geheel zwak.
vragen[16] vraagde[3] gevraagd vroeg Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd Door analogie sterk geworden. De zwakke verledentijdsvorm is alleen nog archaïsch of gewestelijk.
vreten vrat gevreten Klasse 5 Ook gevroten wordt gehoord
vriezen[17] vroor gevroren Klasse 2a, onregelmatig Met medeklinkerwisseling. Zie ook verliezen en uitverkiezen.
vrijen vrijde gevrijd vree gevreeën Klasse 1 De sterke vormen zijn informeler en waarschijnlijk ontstaan door analogie.
waaien waaide gewaaid woei Klasse 6, alleen sterk in de onvoltooid verleden tijd
wassen waste wies[3] gewassen Klasse 7, half sterk In bet. schoonmaken (voorheen met ch: wasschen, wiesch, gewasschen) is de verledentijdsvorm zwak geworden.
wassen wies gewassen[5] Klasse 7 In bet. groeien. Uitsluitend klasse 7 en nooit met ch.
wassen waste gewast Zwak In bet. met was bekleden is uitsluitend zwak.
wegen woog gewogen Klasse 4 Met een lange 'o' in de verleden tijd.
werken werkte gewerkt wrocht[29] gewrocht Zwak Alleen doorwrocht is naast de zwakke variant nog standaardtaal volgens de Taalunie.
wracht[29] gewracht
werpen wierp geworpen Klasse 3c
werven wierf geworven Klasse 3c
weten wist geweten Preterito-presens Geweten is ook het voltooid deelwoord van wijten. De t in de verleden tijd maakt geen deel uit van de stam, maar van de gedeeltelijk weggevallen uitgang -te(n); vgl. de Duitse vormen wissenwusste(n).
weven weefde waf - woof[2] geweven - gewoven[2] Klasse 5, half sterk Oorspronkelijk klasse 5, maar woof en waf zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wezen[17] geweest[5][30] was (mv. waren) Onregelmatig Gewezen was oorspronkelijk het volt. deelw., thans nog slechts attributief gebruikt (bv. mijn gewezen echtgenoot).
wijken week geweken[5] Klasse 1
wijten weet geweten Klasse 1 Geweten is ook het voltooid deelwoord van weten.
wijzen wees gewezen Klasse 1
willen wilde gewild wou (mv. wou(d)en, spreektaal[31][32]) Onregelmatig Blijkens de d in wouden, wilden en gewild (oorspronkelijk) zwak. Naar analogie met 'zullen' onregelmatig geworden.
winden wond gewonden Klasse 3a
winnen won gewonnen[8] Klasse 3a
worden werd geworden[5] Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 3b) Oorspronkelijk klasse 3. Onregelmatig sterk geworden doordat de vormen voor de tegenwoordige en verleden tijd door elkaar gingen lopen.
wreken wreekte wrook - wrak[2] gewroken Klasse 4, half sterk Oorspronkelijk klasse 4, maar wrook en wrak zijn tegenwoordig (sterk) verouderd.
wrijven wreef gewreven Klasse 1
wringen wrong gewrongen Klasse 3a
wuiven wuifde gewuifd woof[2] gewoven[2] Klasse 2b
zeggen zegde gezegd zei(de) (mv. zeiden)[19] Onregelmatig Meestal onregelmatig, maar in samenstellingen als afzeggen regelmatig. Blijkens de d in zeiden en gezegd oorspronkelijk zwak.
zeiken zeikte gezeikt zeek gezeken[4] Klasse 1 Vaak vervoegd als klasse 1.
zenden zond gezonden Klasse 3b
zieden ziedde zood gezoden Klasse 2a Bet.: koken (letterlijk of figuurlijk). Hij was ziedend van woede.
zien zag gezien Klasse 5, onregelmatig Met medeklinkerwissel.
zijgen zeeg gezegen[5] Klasse 1 Bet.: langzaam neerdalen.
zijn geweest[5] was (mv. waren) Onregelmatig Zie ook wezen i.v.m. de vermenging van de synonieme werkwoorden.
zijpen zeep gezepen Klasse 1 Bet.: sijpelen, druppelen.
zingen zong gezongen Klasse 3a
zinken zonk gezonken[5] Klasse 3a Verzinken is sterk in bet. laten wegzakken. Echter zwak in de niet daarmee verwante bet. galvaniseren.
zinnen zon gezonnen Klasse 3a In bet. plannen maken.
zinnen zinde gezind Zwak In bet. bevallen, aanstaan.
zitten zat gezeten Klasse 5 Klasse 5 met een korte klinker in de tegenwoordige tijd.
zoeken zocht gezocht Onregelmatig Blijkens de t in zocht en gezocht oorspronkelijk zwak. De 'ch' is ontstaan door lenitie.
zouten zoutte gezouten Klasse 7, half sterk Oorspronkelijk klasse 7, de verledentijdsvorm is zwak geworden.
zuigen zoog gezogen Klasse 2b In samenstelling stofzuigen meestal zwak.
zuipen zoop gezopen Klasse 2b
zullen zou (mv. zouden)[19] Het voltooid deelwoord ontbreekt, behalve de infinitief-vorm in samenstelling: je had zullen schrijven. Preterito-presens Het tegenwoordig deelwoord staat in de Van Dale als weinig gebruikt. In het Groene Boekje is deze vorm niet opgenomen.
zwelgen zwelgde zwolg gezwolgen Klasse 3b
ver zwelgen verzwolg verzwolgen[5] Klasse 3b Verzwelgen wordt uitsluitend sterk vervoegd.
zwellen zwol gezwollen Klasse 3b
zwemmen zwom gezwommen Klasse 3b
zweren zweerde gezweerd zwoor gezworen Klasse 4 In bet. etteren, met een lange 'o' in de verleden tijd.
zweren zwoer gezworen Andere klinkerwisseling (voorheen Klasse 6) In bet. eed of trouw zweren. Oorspronkelijk klasse 6, tegenwoordig onregelmatig sterk.
zwerven zwierf gezworven Klasse 3c
zweten[15] zweette gezweet gezweten[2] Zwak Nooit sterk geweest, de vorm gezweten is ontstaan door analogie.
zwijgen zweeg gezwegen Klasse 1
be zwijken bezweek bezweken[5] Klasse 1
ver zwinden[3] verzwond verzwonden Klasse 3a Bet.: verdwijnen.