Soera De Koe

البقرة
Soera De Koe (Al-Baqara)
Soera 2
Transcriptie Al-Baqara
Geopenbaard in     Medina
Aantal aya's 286
Djuz' dag 2 (tot aya 140) en dag 3
Palimpsest van een deel van Soera De Koe uit de tweede helft van de 7e eeuw: een tekstvariant van vóór Uthman is zichtbaar als schaduwen onder de tekst die overeenkomt met de hedendaagse Koran

Soera De Koe (Arabisch: Al-Baqara) is de tweede soera of hoofdstuk van de Koran en met 286 ayat of verzen de langste. Met soera's 3 tot en met 10 behoort het tot de lange hoofdstukken (al-tiwal); de Koran is globaal geordend van langere naar kortere soera's. In deze tweede en langste soera is ook het langste aya of vers in de Koran te vinden: nummer 282, met 128 woorden.

Overzicht[bewerken | brontekst bewerken]

De titel is afkomstig van een passage in de verzen 67-71 van deze soera waarin Musa, in de Bijbel bekend als Mozes, zijn volk op gezag van God opdracht geeft een koe te slachten.

Soera De Koe bevat een groot deel van de voorschriften die voor moslims in de praktijk van belang zijn. De uitleggingen van deze soera zijn dikwijls zeer gedetailleerd.[1]

Op grond van de Tradities geloven moslims dat Mohammed zich persoonlijk heeft bemoeid met de volgorde van verzen in soera De Koe, met name met de laatste twee.[2]

Er wordt wel gesteld dat De Koe oorspronkelijk een apart geschrift was, naast andere die nu de Koran vormen.[3] Zo wordt het apart genoemd door Johannes van Damascus en in het verhaal van de Monnik van Beth Hale en een Arabische Notabele.[4][5]

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Het concept van naskh is gebaseerd op vers 106.

Vers 143 en 144 gaan over de verandering van de Kibla (gebedsrichting) van Jeruzalem naar de Kaäba in Mekka.

Vers 173 noemt het verbod op het eten van dode dieren (die niet geslacht zijn), bloed, varkensvlees en dat waarover bij het slachten een andere naam dan die van Allah is uitgesproken.

Verzen 183-185 gaan over het vasten tijdens de Ramadan.

Verzen 196-200 gaan over de Hadj.

In vers 223 worden vrouwen "een akker" genoemd. De gelovigen kunnen (seksueel) tot hen naderen zoals zij wensen.

Het 255ste vers wordt het 'troonvers' genoemd. Dit vers spreekt over Allah's verhevenheid boven de mensen.

Volgens vers 256 is er geen dwang in religie.

In vers 282 staat dat het getuigenis van een vrouw gelijk aan de helft van dat van een man. Volgens de Hadithverzameling van Al-Bukhari is de reden hiervoor "het tekortschieten van de geest" van de vrouw.[6][7]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]