Strottenhoofd

Strottenhoofd
Larynx
1. membrana thyreohyoidica
2. ligamentum thyreohyoidicum medianum
3. incisura laryngica
4. cartilago thyreoides (schildkraakbeen)
5. ligamentum cricothyreoidicum medianum
6. conus elasticus
7. cartilago cricoides (ringkraakbeen)
8. trachea (luchtpijp)
9. os hyoides (tongbeen)
10. ligamentum thyreohyoidicum laterale
11. cornu superius (bovenste hoorn) van schildkraakbeen
12. bovenste larynxzenuw en -arterie
13. linea obliqua (schuine lijn)
14. musculi cricothyreoidici
15. cornu inferius (onderste hoorn) van schildkraakbeen
16. cricothyreoïdverbinding
Gegevens
Systeem Ademhalingsstelsel
Naslagwerken
TA 06.2.01.001
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het strottenhoofd,[1] kortweg strot of larynx[2] is het orgaan in de hals van mensen en andere zoogdieren dat betrokken is bij de ademhaling, bescherming van de luchtpijp en het maken van geluid. Het strottenhoofd bevindt zich in de hypofarynx, onderaan het punt in de keel waar luchtweg en voedselweg gescheiden worden (orofarynx). In het strottenhoofd bevinden zich de ware stemplooien of ware stembanden.

Anatomie[bewerken | brontekst bewerken]

Het strottenhoofd bestaat uit een aantal kraakbenen onderdelen die verbonden zijn met pezen en spieren. Het strottenhoofd is in de hals opgehangen aan het tongbeen (os hyoideum). De voorzijde van het strottenhoofd is in de hals zichtbaar als de adamsappel, bij mannen meer dan bij vrouwen.

Kraakbeen[bewerken | brontekst bewerken]

De kraakbeenstukken van het strottenhoofd zijn:

Het cricoïd bevindt zich onder het schildkraakbeen, en verbindt het strottenhoofd met de luchtpijp (trachea). Het schildkraakbeen kan op het cricoïd in voor-achterwaartse richting kantelen door twee zijdelingse gewrichtjes. De epiglottis is een klep die passief het strottenhoofd kan afsluiten wanneer er wordt geslikt, waardoor er geen voedsel of vloeistof in de luchtpijp terecht kan komen. Het voedsel wordt vervolgens zijdelings van het strottenhoofd in de slokdarm geperst.

Stembanden[bewerken | brontekst bewerken]

De ware stemplooien of stembanden zitten voorin aan het schildkraakbeen vast, ter hoogte van de adamsappel (pomum Adami). Ze verlopen in voor-achterwaartse richting naar de arytenoïden. Deze arytenoïden kunnen zijdelings verschuiven op het ringkraakbeen. Wanneer de arytenoïden in de middenpositie staan kan er stemgeluid worden gemaakt. Wanneer ze geheel naar buiten verschoven zijn, is de ademweg volledig vrij. In het strottenhoofd zijn naast de ware stemplooien ook valse stemplooien aanwezig. Deze liggen boven de ware stembanden en hebben dus met name een ondersteunende functie in het afsluiten van het strottenhoofd bij verslikken (aspiratie). De valse stembanden hebben zelf geen spieren die kunnen worden aangespannen om klanken te vormen. Ze dragen door hun ligging enigszins passief bij aan het vormen van klanken, echter zal dit onvoldoende zijn om een aandoening aan de ware stembanden volledig teniet te doen.

Zenuwen[bewerken | brontekst bewerken]

Het strottenhoofd wordt aangestuurd door de aftakkingen van de nervus vagus (tiende hersenzenuw):

  • nervus laryngeus inferior (nervus recurrens)
  • nervus laryngeus superior

De nervus laryngeus inferior stuurt de spieren aan die verantwoordelijk zijn voor de vorming van klank in de ware stembanden.

De nervus laryngeus superior stuurt de spieren aan die verantwoordelijk zijn voor de kanteling van het schildkraakbeen.

Deze zenuwvertakkingen maken een grote omweg van de hersenen tot aan de grote aders komende uit het hart, om dan terug naar het strottenhoofd te gaan. Deze omweg is vreemd gezien de relatief korte afstand tussen de hersenen en het strottenhoofd. Deze immense omweg van de nervus vagus is waarschijnlijk ontstaan bij vissen als een verbinding tussen de hersenen en de kieuwen vlak bij het hart. De bocht die de zenuw bleef behouden bij latere vertebraten die een nek ontwikkelden. De omweg van de zenuwvertakkingen is een (onlogische of niet gecorrigeerde) historische erfenis van onze voorouders.

Spieren[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuurverwijzingen[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Schuurmans Stekhoven, W. (1932). Nolst Trénité’s nieuw verpleegsters zakwoordenboekje (9de druk). Amsterdam: J.M. Meulenhoff.
  2. His, W. (1895). Die anatomische Nomenclatur. Nomina Anatomica. Der von der Anatomischen Gesellschaft auf ihrer IX. Versammlung in Basel angenommenen Namen. Leipzig: Verlag Veit & Comp.