Tijdlijn van de Nederlandse geschiedenis

Dit is een tijdlijn van het geschiedkundig verhaal van het gebied van het huidige Nederland.

−2000 −1000 −500 0 250 500 750 1000 1100 1200 1300 1400 1500
1550 1600 1650 1700 1750 1800 1850 1900 1920 1940 1960 1980 2000

Tijdlijn[bewerken | brontekst bewerken]

Geschiedenis van Nederland

Tijdlijn · Bibliografie


Winterlandschap met ijsvermaak, Hendrick Avercamp, ca. 1608


Portaal  Portaalicoon  Nederland
Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis

~250.000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~200.000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~150.000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~12.000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~10.000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~9500 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De zeespiegel staat in het begin van het Holoceen nog zo laag dat een groot deel van het Noordzeebekken droog ligt, waarbij de kustlijn noordelijk ligt van de huidige Doggersbank en Engeland nog verbonden is met het vasteland.

~9000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~7900 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~7000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

Reconstructie van Trijntje in het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden (ca. 5500 v.Chr.)

~5500 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~5300 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~4900 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • Boven de rivieren is een cultuur van jager-verzamelaars te vinden, waaruit zich de Swifterbantcultuur ontwikkelt.

~4450 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~4250 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~4000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • Tijdens het Subboreaal sluit de westkust zich steeds meer, met als gevolg dat de achterliggende lagune verzoet, wat grootschalige veenvorming in de hand werkt.
Vuursteenmijnen van Rijckholt (ca. 3950-2650 v.Chr.)

~3900 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

Hunebed D14 te Eext, Drenthe (ca. 3450-3250 v.Chr.)

~3450 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~3250 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

Grafkelder van Stein (ca. 3000 v.Chr.)

~3000 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~2600 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • Naast en uit de standvoetbekercultuur ontstaat de klokbekercultuur. Hiermee begint een tijd van intensieve contacten overzee, wat verklaart waarom de prehistorische culturen van Nederland en Engeland aan weerszijden van de Noordzee altijd zoveel met elkaar gemeen hebben. Ze bereiken zelfs Noord-Afrika.

~2100 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Bronstijd zorgt in Nederland niet direct voor nieuwe culturen, maar wel voor meer specialisatie. De handel wordt in deze tijd belangrijker. Bij Wageningen zijn uit deze tijd een stafdolk, bijl, mes en armband gevonden.

~1900 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~1800 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Hilversumcultuur verspreidt zich van Midden-Nederland tot Calais en duurt tot ca. 1200 v.Chr.
  • Het bronzen zwaard van Jutphaas is een van de vijf bijna identieke zwaarden die in Bretagne, Bourgondië, Zuid-Engeland en Nederland zijn gevonden. Deze dienden niet voor de strijd, maar om de status van de eigenaar te benadrukken.

~1300 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • In heel Europa ontstaat vrij plotseling de urnenveldencultuur doordat men overstapt op crematie, mogelijk door nieuwe religieuze inzichten. Op de Boshoverheide bevindt zich het grootste teruggevonden urnenveld.
  • In het skelet van de Krabbeplasman is het oudste menselijke DNA aangetroffen dat ooit in Nederland is gevonden.
Replica van het tempeltje van Barger-Oosterveld in het Drents Museum (ca. 1250 v.Chr.)

~1250 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~1200 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~1150 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • In 1961 wordt bij Barger-Oosterveld een ijzeren pennetje van vier centimeter gevonden. Het zal echter nog lang duren voordat ijzer op grote schaal gebruikt wordt.

Hallstatt-armbanden.

~750 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~700 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • In Friesland en Groningen worden de eerste wierden aangelegd, in Friesland terpen genoemd.

~650 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het zuiden van Nederland komt onder de invloed van de La Tène-periode. Krijgsgeweld neemt toe.

~450 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De munt doet geleidelijk zijn intrede.

~350 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

~150 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Germanen dringen op en verdrijven langzaam de Kelten.

55 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

27 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

12 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • Drusus sluit een verdrag met de Bataven en de Cananefaten, zodat hun gebied deel uitmaakt van Gallia Belgica. Op het Insula Batavorum (Bataveneiland) wordt een groot legerkamp gebouwd. Later zal hier vlak bij een aantal nederzettingen gesticht worden die bij elkaar Oppidum Batavorum genoemd worden, mogelijk het latere Noviomagus (Nijmegen).

9 v.Chr.[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Romeinse veldheer Drusus verslaat, volgens de latere geschiedschrijver Cassius Dio met behulp van de Friezen, de Chauken bij de Eemsmonding. Hij laat de Drususgracht en Drususdam aanleggen en heeft zijn hoofdkwartier op het Kops Plateau ten oosten van het huidige Nijmegen. Drusus overlijdt na een succesvolle veldtocht ergens langs de Lippe ten gevolge van een val van zijn paard.

Model Romeinse brug van Maastricht en wegprofiel Via Belgica (Thermenmuseum, Heerlen)

~0[bewerken | brontekst bewerken]

4[bewerken | brontekst bewerken]

  • Princeps Augustus zegt toe dat Tiberius, de oudere broer van Drusus, zijn opvolger is. Deze heeft de veldtochten van zijn broer voortgezet, waardoor het gebied tussen de Rijn en de Elbe nu in handen is van de Romeinen.
  • In 1996 wordt bij Vlaardingen een boemerang gevonden, waarschijnlijk van een Cananefaat.

8[bewerken | brontekst bewerken]

  • Tiberius verslaat een stam Sugambren en deporteert ze gedeeltelijk naar de noordelijke Rijnoever.

9[bewerken | brontekst bewerken]

14[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nadat Augustus overlijdt, breken er onlusten uit onder de Romeinse troepen. Germanicus weet deze te bezweren en de twee jaar daarna besteedt hij aan veldtochten tegen Arminius, geholpen door zijn Bataafse cohorten. Keizer Tiberius geeft Germanicus uiteindelijk in 16 opdracht de strijd in Germanië op te geven. De Bataven dienen ook als de lijfwacht, corporis custos van onder andere Tiberius en de latere Nero.
De Nijmeegse godenpijler in Museum Het Valkhof

~15[bewerken | brontekst bewerken]

28[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nadat Olennius onredelijke belastingen eist, komen de Friezen in Noord-Nederland in opstand. Tijdens de Slag in het Baduhennawoud lijden de Romeinen een nederlaag, waarna Olennius zich terugtrekt in het castellum Flevum. De opstand veroorzaakt paniek tot in Noviomagus. Dat weten we omdat iemand zijn geld in allerijl begroef en het nooit weer heeft gevonden.

29[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Tolsumer Akte is de oudste bewaarde geschreven tekst van Nederland.

47[bewerken | brontekst bewerken]

  • Corbulo brengt de vloot van de Chauken tot zinken. Dezen plunderen onder de Cananefatische oud-legionair Gannascus de kust van Germania Inferior en Gallia Belgica. De Rijn wordt door Claudius als limes vastgesteld, hoewel de Frisii onder Romeins bestuur blijven. De rivier geldt zowel als scheidingslijn tussen de gebieden, als bindend element, doordat deze transport en communicatie vereenvoudigt.
  • Claudius verbiedt verdere veldtochten tegen de Germanen, omdat hij de prioriteit geeft aan de invasie van Britannia. Corbulo laat dan maar het kanaal van Corbulo graven, een verbinding van het huidige Naaldwijk en het huidige Leiden tussen de toenmalige Maas en de toenmalige Rijn (de huidige Oude Rijn).

58[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Friese aanvoerders Malorix en Verritus worden Romeins staatsburger, maar moeten het stuk grond ten zuiden van de Rijn dat zij bezet hebben verlaten.

69[bewerken | brontekst bewerken]

  • Door het machtsvacuüm van het Vierkeizerjaar na de dood van Nero wordt de Bataafse Opstand mogelijk onder leiding van Julius Civilis. Alle Romeinse vestingen en vestigingen in Germania Inferior en Gallia Belgica gaan in vlammen op, inclusief Oppidum Batavorum en Tongeren. Het jaar daarop wordt de opstand neergeslagen.
  • Na de Batavenopstand onder Julius Claudius Civilis verblijft te Noviomagus (Nijmegen) een legioen Romeinen bestaande uit tussen 4200 en 6000 militairen waaronder 300 ruiters.

78[bewerken | brontekst bewerken]

80[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het Germaanse gebied van het Romeinse Rijk wordt in 2 deelgebieden georganiseerd (z.g. provinciae): "Germania superior" (Oost-Europa & Nabije Oosten) en "Germania inferior" (De Lage Landen, Frankrijk & Duitsland).
Romeins badhuis te Coriovallum (Heerlen)

~100[bewerken | brontekst bewerken]

121[bewerken | brontekst bewerken]

~160[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ook Forum Hadriani wordt een municipium.

~167[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Friese ruiters van het Cuneus Frisionum worden ingezet in Britannia.
  • De Chauken trekken plunderend rond, wat de reden is dat uit deze tijd veel muntschatten gevonden worden.

175~225[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Sarcofaag van Simpelveld – eigenlijk een askist – is aan de binnenkant in reliëf gebeeldhouwd, bestaande uit een liggende vrouw met het interieur van haar huis.
Domburgs Nehalennia-altaar

~200[bewerken | brontekst bewerken]

212[bewerken | brontekst bewerken]

235[bewerken | brontekst bewerken]

240[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Franken worden voor het eerst genoemd als zij zich in het Rijk willen vestigen en de Rijn oversteken, waarna ze plunderend door Gallië trekken. Ze worden echter bij Mainz verslagen, waarna ze zich aan de oostoever vestigen.

~250[bewerken | brontekst bewerken]

  • Kusterosie zorgt ervoor dat het water komt tot aan het castellum van Oudenburg, waarschijnlijk Portus Epiatici. Ook Brittenburg, de meest westelijke Romeinse fortificatie aan de Oude Rijn, komt onder water te staan. De Romeinen kunnen de strijd tegen het water niet winnen en verlaten het gebied.

258[bewerken | brontekst bewerken]

  • Door het heersende machtsvacuüm kan onder Postumus het Gallische keizerrijk ontstaan naast het echte Romeinse Rijk. Postumus weet de tot in Spanje doorgedrongen Franken te verslaan en bestrijdt de Frankische zeerovers bij de Nederlandse kust.
De Tabula Peutingeriana is een kopie van een Romeinse reiskaart uit de 3e tot 4e eeuw

~270[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na de dood van Postumus weten de Franken zich toch over de Rijn te vestigen, waarmee een einde komt aan de romanisering.

~295[bewerken | brontekst bewerken]

~350[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nadat Constantijn de Grote in 312 bekeerd is tot het christendom verspreidt deze godsdienst zich versneld over het hele Romeinse rijk. Ook in Nederland zijn al christenen.

358[bewerken | brontekst bewerken]

Dood van Sint-Servaas in 384 te Maastricht. Engelen bedekken zijn lichaam met 'hemelse doeken'

384[bewerken | brontekst bewerken]

402[bewerken | brontekst bewerken]

  • Stilicho roept de Romeinse troepen terug van de grensgebieden om Italië te verdedigen tegen de Goten. De meeste steden en Romeinse villa's worden verlaten; Maastricht blijft door de aanwezigheid van de bisschopszetel bewoond.

405/6[bewerken | brontekst bewerken]

451[bewerken | brontekst bewerken]

  • In de buurt van Troyes, het Campus Mauriacus komt een geallieerd leger van de visigotische koning Theodorik en de Romeinse veldheer Aetius in strijd met de Hunnen. Na de Slag op de Catalaunische Velden is het gevaar van de Hunnen geweken.

476[bewerken | brontekst bewerken]

481[bewerken | brontekst bewerken]

Vroeg-christelijke grafstenen, 5e-6e eeuw, het oudste, tastbare bewijs van christendom in Nederland (oostcrypte St-Servaaskerk, Maastricht)

496[bewerken | brontekst bewerken]

  • Clovis I, koning der Franken, laat zich dopen, waarna de Franken in groten getale overgaan naar het christelijke geloof.

~525[bewerken | brontekst bewerken]

  • Een Friese koning van wie de naam niet is overgeleverd, verslaat tijdens de Slag aan de Rijn met zijn leger de Deense dan wel Zweedse indringers, die worden aangevoerd door koning Hygelac.

~560[bewerken | brontekst bewerken]

  • Chlotarius I verovert een deel van Friesland. Volgens de Frankische gewoonte is zijn rijk echter een persoonlijk gebied en wordt als zodanig bij zijn dood onder zijn zonen verdeeld. Vaak ontstaan door de rivaliteit onderlinge oorlogen, wat zorgt voor een machtsvacuüm in de randgebieden. Hierdoor kunnen de Friezen meermalen gebieden heroveren.

~600[bewerken | brontekst bewerken]

  • Dorestad komt tot bloei door de handel tussen de Chamaven van Hamaland, de Friezen en de Franken en met Scandinavië en Engeland.

630[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na een periode van interne strijd in Frankrijk, waardoor de Frankische invloed in Nederland vrijwel verdwijnt, komt Dagobert I met een klein leger naar het noorden. In Utrecht wordt een kerkje gesticht. Na het overlijden van Dagobert volgt weer een periode van neergang van de Frankische macht en vervalt het kerkje.

~633[bewerken | brontekst bewerken]

~650[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Romeinse keerploeg keert weer terug om langzaam het eergetouw te vervangen, waardoor het land beter bewerkt kan worden en opbrengsten groter worden.

689[bewerken | brontekst bewerken]

Willibrord zet zich in voor de kerstening van de Friezen

695[bewerken | brontekst bewerken]

714[bewerken | brontekst bewerken]

  • Pepijn van Herstal overlijdt, waarna een opvolgingsstrijd uitbarst. Radbod maakt hiervan gebruik en weet in 716 Karel Martel te verslaan in de Slag bij Keulen. Radbod overlijdt in 719 en rond 720 weet Karel – de winnaar van de successiestrijd – het Frankische gezag rond Utrecht te herstellen.
  • Willibrord sticht op het door Pepijn van Herstal en zijn echtgenote Plectrudis geschonken landgoed Suestra de abdij van Susteren, waarschijnlijk de oudste abdijstichting in Nederland.

734[bewerken | brontekst bewerken]

~750[bewerken | brontekst bewerken]

754[bewerken | brontekst bewerken]

  • De bisschop van Mainz, Bonifatius, wordt met zijn gevolg gedood in Friesland.

768[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel de Grote en diens broer Carloman worden koning van het Frankische rijk. Carloman sterft op 5 december 771, waarna Karel koning wordt van het gehele Frankische rijk. Hij weet dit tijdens zijn heerschappij enorm uit te breiden. Alle vrije inwoners moeten een eed van trouw aan hem zweren, waardoor hij meer macht heeft dan zijn voorgangers.

772[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Saksen steken de kerk van Lebuïnus in Deventer in brand nadat de Franken de Irminsul op de belangrijkste verzamelplaats van de Saksen vernietigen. Daarop onderneemt Karel een strafexpeditie. De Saksenoorlogen duren in het huidige Duitsland tot 804, maar eindigen in de Nederlanden als Widukind zich in 785 laat dopen met Karel de Grote als peter. De Franken kerstenen de Saksen met veel geweld, op het beoefenen van heidense rituelen staat de doodstraf.

~790[bewerken | brontekst bewerken]

800[bewerken | brontekst bewerken]

~802[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Ewa quae se ad Amorem habet is de eerste wettekst die het heeft over een waterkering (sclusam, sluis) in het gebied van de Nederlanden.

810[bewerken | brontekst bewerken]

  • Godfried van Denemarken valt met 200 schepen Friesland aan als vergelding voor de pogingen van Karel de Grote om Denemarken bij zijn rijk te voegen, na daarvoor al de Danevirk versterkt te hebben. De Deense vorst wordt dat jaar vermoord door een van zijn Huskarls. Als verdediging tegen de aanvallen van de Vikingen laat Karel de Grote vlooteenheden plaatsen in Boulogne en Gent en maakt Friesland – wat in deze tijd strekt van Sincfala tot de Wezer – een mark met de verplichting tot permanente paraatheid.

814[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel overlijdt en wordt opgevolgd door zijn enige nog levende zoon, Lodewijk de Vrome, waardoor het wederopgestane "West-Romeinse Rijk" nog een generatie lang ongedeeld blijft. Dit is een vrij zeldzame situatie, aangezien het Frankisch recht vereist dat het rijk verdeeld wordt onder de nog levende zonen, wat vaak voor onderlinge strijd en verdeeldheid zorgt.
De Einhardsboog, een geschenk van Einhard aan de Sint-Servaaskerk

~820[bewerken | brontekst bewerken]

826[bewerken | brontekst bewerken]

834[bewerken | brontekst bewerken]

  • Vikingen plunderen Dorestad en Quentovic tot 837. Dorestad, dat nu een van de belangrijkste en succesvolste handelssteden in Noordwest-Europa is, weet zich steeds te herstellen, maar vervalt uiteindelijk, waarschijnlijk door verzanding van de Kromme Rijn.

838[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bij de stormvloed van 838 raakt een groot deel van Noordwest-Nederland onder water. De Lek breekt door ten koste van de Kromme Rijn.

840[bewerken | brontekst bewerken]

  • Door de ramp, maar ook door de twisten tussen Lodewijk en zijn zoons neemt de Karolingische macht in de Nederlanden verder af. In een poging de aanvallen van de Vikingen te weren, beleent Lotharius I de Deense broers Rorik en Harald met Friesland.

843[bewerken | brontekst bewerken]

855[bewerken | brontekst bewerken]

870[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na het overlijden van de volgens de wet kinderloze Lotharius II in 869 wordt zijn rijk verdeeld in het Verdrag van Meerssen. Zijn ooms, Karel de Kale en Lodewijk de Duitser, respectievelijk de koningen van West- en Oost-Francië, verdelen de nalatenschap van Lotharius II. In Lotharingen wordt de grens tussen het Franse en Duitse koninkrijk gevormd door de loop van de rivieren de Maas, de Ourthe en de Moezel. Italië en Bourgondië worden bij het Duitse Rijk gevoegd.

878[bewerken | brontekst bewerken]

880[bewerken | brontekst bewerken]

881[bewerken | brontekst bewerken]

885[bewerken | brontekst bewerken]

  • Godfried wordt opgepakt door Hendrik van Babenberg en om het leven gebracht vanwege zijn aandeel in het complot met Hugo, de broer van Gisela, tegen Karel de Dikke. De Fries Gerolf is bij de terechtstelling betrokken en wordt in 889 beleend met Kennemerland en het gebied rond Tiel. Gerolf wordt wel gezien als de stamvader van het Hollandse huis, al worden tot ± 1100 de bewoners van zijn gebied nog Friezen genoemd.

896[bewerken | brontekst bewerken]

911[bewerken | brontekst bewerken]

922[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel de Eenvoudige schenkt Dirk I op 15 juni de kerk van Egmond met alle daarbij behorende goederen als dank voor zijn steun bij een opstand van zijn vazallen. Egmond ligt ten noorden van de bezittingen die hij van Gerolf heeft gekregen en sluit daar dus uitstekend op aan. Kort hierna sticht hij er de Abdij van Egmond.
Historische kaart 919-1125

925[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Saksische vorst Hendrik de Vogelaar is koning van Duitsland geworden en trekt al spoedig ten strijde. Na in 922 Karel de Eenvoudige al uit Lotharingen te hebben gedreven, verovert Hendrik de Vogelaar ook Holland, Kennemerland en Texel als onderdeel van Lotharingen. De band van de Nederlanden met het Duitse rijk zal officieel tot 1648 blijven bestaan.

938[bewerken | brontekst bewerken]

939[bewerken | brontekst bewerken]

944[bewerken | brontekst bewerken]

  • Otto I stelt zijn broer Bruno de Grote aan als hertog van Lotharingen. Deze is ook aartsbisschop van Keulen en kan als geestelijke niet trouwen, waardoor Otto niet hoeft te vrezen dat Bruno een eigen dynastie zal vestigen, zoals in andere delen van zijn rijk. Deze benoeming legde de basis van het Ottoonse stelsel, waardoor de Duitse koning in vergelijking met de koningen van omringende landen – die vaak slechts werkelijke macht bezitten in een klein gebied, terwijl hun vazallen dynastieën stichten – veel invloed kunnen uitoefenen.

~950[bewerken | brontekst bewerken]

962[bewerken | brontekst bewerken]

  • Otto I wordt in ruil voor bescherming door paus Johannes XII tot keizer van het Heilige Roomse Rijk gekroond. Dit is tekenend voor de aandacht die ook de volgende Duitse keizers zullen hebben voor Italië, waardoor zij hun machtsbasis in het Duitse rijk, en daarmee Nederland, verwaarlozen.
Evangeliarium van Egmond
Egbert van Trier in de Codex Egberti

~975[bewerken | brontekst bewerken]

996[bewerken | brontekst bewerken]

1006[bewerken | brontekst bewerken]

  • Ene Godefridus is net als het jaar hierop als prefectus belast met de kustverdediging. Hoewel hij niet veel kan uitrichten tegen de Vikingen, stoppen de aanvallen uiteindelijk, waarschijnlijk onder andere doordat zij overstappen op het christendom. Een andere oorzaak kan het groeiende potentieel van de bevolking in Europa zijn.

1014[bewerken | brontekst bewerken]

1018[bewerken | brontekst bewerken]

1046[bewerken | brontekst bewerken]

  • Keizer Hendrik III dwingt Dirk IV van Holland afstand te doen van het door hem veroverde gebied. De keizer kan zich echter niet handhaven en moet zich terugtrekken, waarna Dirk de bisdommen Utrecht en Luik begint te plunderen. Bovendien sluit hij een verbond met Godfried met de Baard, de hertog van Opper-Lotharingen en de graven van Vlaanderen en Henegouwen. Hierop volgt het jaar daarop een tweede strafexpeditie waarbij de keizer Vlaardingen en de grafelijke burcht te Rijnsburg verovert. De burcht wordt geheel verwoest. Tijdens de terugtocht lijdt de keizer echter grote verliezen, waardoor Dirks bondgenoten nu ook openlijk tegen de keizer in opstand komen.

1049[bewerken | brontekst bewerken]

  • Dirk IV wordt door de bisschoppen van Metz, Luik en Utrecht in de val gelokt en gedood. Hij wordt opgevolgd door zijn broer Floris I.

1064[bewerken | brontekst bewerken]

Grafkruis van Humbertus (1086), bouwer van de huidige Sint-Servaasbasiliek in Maastricht

1086[bewerken | brontekst bewerken]

Hebban olla uogala nestas bigunnan hinase hi(c) (e)nda thu uuat unbidan uue nu

~1100[bewerken | brontekst bewerken]

1101[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hendrik de Vette van Northeim wordt door keizer Hendrik IV beleend met de Friese gebieden nadat in 1099 bisschop Koenraad van Utrecht door een Friese koopman is gedood. Voor de graafschappen Stavoren, Westergo en Oostergo deed dit waarschijnlijk te veel denken aan de tijd van de Brunonen. Hoewel hij in Stavoren aanvankelijk vriendelijk ontvangen wordt, vermoedt Hendrik een list en vlucht, waarna hij door Friese schippers gedood wordt. In de periode hierna wordt het gebied betwist door de graven van Holland – Dirk VI trouwt met Sophie, een kleindochter van Hendrik de Vette – en de bisschoppen van Utrecht die echter geen permanente macht uit kunnen oefenen. Geholpen door landschappelijke omstandigheden is er geen sprake van een landsheerlijk gezag. Het gebrek hieraan zorgt voor een voortdurende strijd tussen herenboeren.

1106[bewerken | brontekst bewerken]

1113[bewerken | brontekst bewerken]

  • Bisschop Frederik I van Bremen sluit een verdrag met priester Heinricus en een groep kolonisten. In het verdrag worden zij Hollanders genoemd, als eersten in de geschiedenis. In de periode daarna vestigen zich nog regelmatig Hollanders in Noord-Duitsland om grond te ontginnen.

1134[bewerken | brontekst bewerken]

Dubbelreliëf uit omstreeks 1160 in het westwerk van de Sint-Servaasbasiliek in Maastricht

~1160[bewerken | brontekst bewerken]

1165[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nadat Floris III van Holland in conflict is gekomen met bisschop Godfried van Rhenen doordat de graaf de Oude Rijn laat blokkeren bij Zwammerdam om de wateroverlast in zijn gebied te verminderen, brengt de bisschop de zaak voor keizer Frederik I Barbarossa. De keizer beslist dat de Suadenborchdam moet worden verwijderd. Het is een van de laatste malen dat iets blijkt van een keizerlijk oppergezag in de Nederlanden en Floris trekt zich ook niets aan van de uitspraak.
Hendrik van Veldeke, afgebeeld in de 14e-eeuwse Codex Manesse

~1175[bewerken | brontekst bewerken]

1190[bewerken | brontekst bewerken]

1203[bewerken | brontekst bewerken]

1217[bewerken | brontekst bewerken]

1227[bewerken | brontekst bewerken]

1247[bewerken | brontekst bewerken]

  • Willem II van Holland wordt tot Rooms koning gekozen. Dit is eerder een teken van de problemen van het rijk dan van de kracht van Willem. Otto II van Gelre en Hendrik II van Brabant zien daarvoor van de eer af. Er gaat nog wel een beleg van zes maanden van Aken aan vooraf, voor hij zich in dezelfde stad als Karel de Grote kan laten kronen. In 1256 zou hij zelfs tot keizer gekroond worden, maar voordat de kroning kan plaatsvinden, wordt hij gedood bij Hoogwoud terwijl hij tegen de West-Friezen optrekt.

~1250[bewerken | brontekst bewerken]

1251[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Ommelandvaarders uit Kampen krijgen van koning Abel van Denemarken speciale privileges. Het belangrijkste doel van de Ommelandvaarders is Schonen, het zuidelijkste puntje van Zweden. Daarnaast verkrijgt Utrecht en later ook andere Nederlandse steden privileges om visserijkolonies te vestigen op Schonen.

1261[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Joodse gemeenschap in Antwerpen wordt voor het eerst vermeld in het 'testament', een voorloper van de hertogelijke oorkonden of constituties, van Hendrik III van Brabant. Zijn wil is dat de Joden die zich schuldig maken aan leen- en woekerpraktijken volledig zouden worden uitgeroeid.
Beatrix van Valkenburg op een glasraam in de Burrell Collection, Glasgow

1269[bewerken | brontekst bewerken]

1281[bewerken | brontekst bewerken]

Spieghel Historiael van Jacob van Maerlant

1283[bewerken | brontekst bewerken]

1287[bewerken | brontekst bewerken]

1288[bewerken | brontekst bewerken]

1296[bewerken | brontekst bewerken]

  • Floris V wordt door ontevreden edelen vermoord. Hierop volgt een politiek machtsspel waaruit Jan II van Avesnes als winnaar uitkomt, zodat de graafschappen Holland, Zeeland en Henegouwen vanaf 1299 in een personele unie zijn verenigd.

1303[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na de Guldensporenslag tegen de Fransen het jaar daarvoor te hebben gewonnen, trekken de Vlamingen op naar Zeeland, in handen van Jan van Avesnes, bondgenoot van Frankrijk en rivaal van de graven van Vlaanderen na de Vlaams-Henegouwse Successieoorlog. Het jaar daarop veroveren ze zelfs bijna geheel Utrecht en Holland. Onder Witte van Haamstede, een bastaard van Floris V, worden de Vlamingen teruggedreven en na de Slag bij Zierikzee worden de Vlamingen definitief teruggeslagen.

1328[bewerken | brontekst bewerken]

1337[bewerken | brontekst bewerken]

  • De tussen Frankrijk en Engeland bemiddelende Willem III overlijdt en kort daarna breekt de Honderdjarige Oorlog uit.
Gedachtenistafel, ca. 1380, met onder andere drie van de vier heren van Montfoort, die in 1345 tijdens de Slag bij Warns sneuvelen. Het is het oudste overgebleven schilderij van Nederland

1345[bewerken | brontekst bewerken]

  • De strijdlustige Willem IV van Holland komt om tijdens de Slag bij Warns. Hij laat geen kinderen na en de door zijn vader gevoerde politiek zorgt er nu voor dat de koningen van Engeland en Frankrijk en de keizer van Duitsland aanspraak kunnen maken op de opvolging. Als opperleenheer beleent keizer Lodewijk zijn vrouw Margaretha, de oudste zus van Willem IV, met de graafschappen.

1346[bewerken | brontekst bewerken]

  • Margaretha belast haar dertienjarige zoon Willem V van Holland met het bestuur in Holland en Zeeland. Gezien zijn leeftijd ligt de macht echter nog steeds in handen van Jan van Beaumont. Ondertussen is er nog steeds oorlog met Friesland en Utrecht.

1348[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Zwarte Dood arriveert in Nederland. De pandemie zorgt voor grote sterfte, hoewel minder dan in omliggende gebieden. Nu doet zich ook de enige Jodenpogrom voor die Nederland heeft gekend. Dankzij de joodse reinigingswetten worden joden minder snel ziek. Ook gebruiken de joden geen water uit de openbare putten. Mede daardoor worden ze ervan verdacht het water in de openbare putten te hebben vergiftigd. Als gevolg hiervan worden in het jaar daarop, in 1349, in diverse IJsselsteden alsook in Arnhem, Nijmegen en Utrecht alle daar woonachtige Joden vermoord of verdreven, in sommige gevallen levend verbrand.

1349[bewerken | brontekst bewerken]

  • Margaretha stelt haar zoon aan als graaf en bedingt een uitkering van 15.000 gulden met een jaargeld van 6000 gulden. Gezien de financiële situatie wijzen de steden en edelen dit in maart in Geertruidenberg af, waardoor er niet veel overblijft van het gezag van Willem V. In dit begin van de Hoekse en Kabeljauwse twisten overwegen opstandige edelen het jaar daarop een staatsgreep, maar dit wordt verhinderd door de terugkeer van Margaretha.

1350[bewerken | brontekst bewerken]

1351[bewerken | brontekst bewerken]

  • In februari wordt Willem V van Holland ontvoerd en vanuit Aat naar Delft overgebracht. Het komt dat jaar tot zware gevechten, onder andere in de Slag bij Zwartewaal en de belegering van een aantal Hoekse burchten, maar Willem V had aan het einde van het jaar de heerschappij in handen in Holland en Zeeland.
  • Willem laat donderbussen van Jan Rose plaatsen in de muren van het Binnenhof. De eerste vermelding van de inzet van donderbussen in het noorden was in 1348 in het Sticht. Pieter van Brugge had al eerder een kanon geconstrueerd dat in 1346 bij Doornik werd afgevuurd.

1354[bewerken | brontekst bewerken]

  • Willem en Margaretha sluiten vrede. Twee jaar later overlijdt Margaretha en erft Willem ook Henegouwen. Hij had de steden veel privileges moeten geven voor hun steun, maar met het traktaat De cura reipublicae et sorte principantis van Filips van Leiden als theoretische grondslag trekt hij een aantal van deze privileges in. In 1358 neemt Albrecht van Beieren de macht van zijn broer over, nadat deze krankzinnig is geworden. De Hoekse en Kabeljauwse twisten laaien weer op.

1356[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na het overlijden van Jan III van Brabant in het jaar daarvoor stellen de Brabantse steden als voorwaarde voor de opvolging door zijn dochter Johanna dat zij de verworven privileges erkent. Dit wordt vastgelegd in de Blijde Inkomst waarin de macht van de vorst beperkt wordt. De opvolging wordt echter betwist, waardoor de Brabantse Successieoorlog uitbreekt.
Beatrijs (ca. 1370)

1378[bewerken | brontekst bewerken]

1382[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Domtoren in Utrecht is na een bouwtijd van eenenzestig jaar voltooid. In zijn traktaat Contra turrim Traiectensem protesteert Geert Grote tegen de bouw van de domtoren, die volgens hem enkel de ijdelheid streelt, en daarnaast in hoofdzaak bewondering van bezoekers trekt. Hij verzamelt een groep volgelingen om zich heen, de moderne devoten. Hieruit ontstaan de Broeders des Gemenen Levens en de Congregatie van Windesheim. De bisschop van Utrecht kan hun rigoureuze opvattingen echter niet waarderen en vaardigt voor diakens een preekverbod uit.

1385[bewerken | brontekst bewerken]

1392[bewerken | brontekst bewerken]

  • Aleid van Poelgeest, de minnares van Albrecht van Beieren, wordt tijdens een wandeling bij de Gevangenpoort vermoord door Hoeken. Als wraak laat Albrecht kastelen van edelen die partij hadden gekozen voor de Hoeken veroveren en afbreken. Albrecht vermoedt de hand van zijn zoon Willem die hij laat verbannen. Twee jaar later verzoenen vader en zoon zich.

1396[bewerken | brontekst bewerken]

Les Très Riches Heures du duc de Berry, folio 79r, gebroeders Van Limburg

~1400[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het haring kaken vindt ingang in de Nederlanden en die techniek, in combinatie met een nieuw scheepstype, de haringbuis, zorgt ervoor dat vissers langer weg kunnen blijven en verder uit de kust kunnen vissen. De haringvangst gaat een grote economische rol spelen.
  • In het begin van de 15e eeuw worden zogenaamde 'blokboeken' gemaakt. Tekst en afbeeldingen worden in hout uitgesneden, waarna ze handmatig kunnen worden afgedrukt.

1407[bewerken | brontekst bewerken]

1413[bewerken | brontekst bewerken]

  • Stavoren werpt, als laatste, het grafelijke gezag weer af en Friesland is weer volledig onafhankelijk, waarop in Friesland het onderlinge uitvechten van vetes en roverijen (Schieringers en Vetkopers) weer als vanouds begint.

1416[bewerken | brontekst bewerken]

Jacoba van Beieren (1401-1436), gravin van Holland en Zeeland

1417[bewerken | brontekst bewerken]

  • Graaf Willem VI van Holland overlijdt en zijn dochter Jacoba van Beieren wordt niet erkend door de Duitse koning Sigismund, maar vooral ook niet door Dordrecht. Hoewel zij tot gravin wordt gewijd, maakt haar oom, de niet-ingewijde bisschop van Luik, Jan van Beieren, aanspraak op de macht in Holland en kiest partij voor de Kabeljauwen. In 1418 verovert Jan van Beieren Rotterdam, dat sinds het overlijden van Willem VI partij gekozen heeft voor Jacoba en in 1420 Leiden, welks burggraaf Filips van Wassenaar aan de Hoekse kant staat.

Jacoba huwt in 1418 haar neef Jan IV van Brabant. Omdat hij zijn financiële verplichtingen niet kan nakomen, verpandt Jan IV het grondgebied van Jacoba voor 12 jaar aan haar vijand Jan van Beieren. Jacoba laat hierop het huwelijk ongeldig verklaren en vertrekt naar Engeland, waar zij in 1422 in het huwelijk treedt met Humphrey van Gloucester.

De Sint-Elisabethsvloed in 1421 (Meester van de Heilige Elisabeth-Panelen, ca. 1490)

1421[bewerken | brontekst bewerken]

1422[bewerken | brontekst bewerken]

1423[bewerken | brontekst bewerken]

  • Tot 1448 doet zich het Utrechts Schisma voor, waardoor er twee aartsbisschoppen tegelijk zijn.
Filips de Goede, Rogier van der Weyden. De hertog draagt de keten van de door hem opgerichte Orde van het Gulden Vlies
De Imitatione Christi (Thomas a Kempis, ca. 1424), het wijdverspreide boek van de Moderne Devotie

1424[bewerken | brontekst bewerken]

  • Samen met Humphrey van Gloucester gaat Jacoba van Beieren terug naar het graafschap Holland om de strijd op te pakken tegen haar ex-echtgenoot Jan IV, die gesteund wordt door Filips de Goede, hertog van Bourgondië. Als Humphrey haar in 1425 in de steek laat voor een hofdame, geeft Jacoba van Beieren de strijd op. Ze geeft zich over aan Filips van Bourgondië en wordt in Gent gevangengezet.

1428[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jacoba sluit vrede met Filips van Bourgondië middels de Zoen van Delft. Na het overlijden van haar oom Jan van Beieren in 1425 had zij de strijd tegen Filips van Bourgondië weer opgepakt. In dit vredesverdrag wordt bepaald dat Filips van Bourgondië erfgenaam van Jacoba van Beieren wordt en dat Jacoba van Beieren niet meer in het huwelijk mag treden. Jacoba blijft in naam nog gravin van Holland, maar moet feitelijk vrijwel alle macht afstaan.
Getijdenboek van Katharina van Kleef, Meester van Catharina van Kleef

1430[bewerken | brontekst bewerken]

  • Filips de Goede richt de Orde van het Gulden Vlies op bij gelegenheid van zijn huwelijk met Isabella van Portugal. De Orde van het Gulden Vlies is de tegenhanger van de Engelse Orde van de Kousenband, die uit 1348 dateert. Met de instelling van deze Orde wil Filips de Goede nog meer aanzien geven aan zijn dynastie. De nieuwe Orde is een select gezelschap waarmee de hertog zijn beste medewerkers en buitenlandse bondgenoten kan eren. De Orde wordt erkend door de paus en geniet pauselijke privileges.

1432[bewerken | brontekst bewerken]

  • Frank van Borssele en Jacoba van Beieren treden in het geheim in het huwelijk. Jacoba schendt daarmee de Zoen van Delft. Filips de Goede neemt Frank gevangen en eist dat Jacoba voorgoed van haar titels afstand doet, wat zij in 1433 uiteindelijk doet.

1438[bewerken | brontekst bewerken]

  • De strijd tussen Holland, Brabant en Vlaanderen is tot een einde gekomen nu de gewesten onder de Bourgondiërs verenigd zijn. De toenemende Hollandse scheepvaart leidt echter wel tot wrijvingen met de Hanze. Dit leidt tot de Hollands-Wendische Oorlog. In 1441 zeilt Hendrik II van BorselenMonsieur De La Vère – de Elbe en de Wezer op en sleept een aantal Hanzekoggen weg bij Hamburg en Bremen. Hierop wordt de voor Holland en Zeeland gunstige Vrede van Kopenhagen gesloten, die waarbij de gewesten opnieuw vrije doorgang krijgen door de Sont.
  • Hoewel er in dit en het hieropvolgend jaar sprake is van zware crisis en torenhoge graanprijzen, delen de Nederlanden niet in de algemene malaise in Europa en is er eerder sprake van economische expansie.
Stadhuis van Middelburg, gebouwd vanaf 1452
Vœu du faisan ("Banket van de Fazant", 1454)
Achttien taferelen uit het leven van Christus, bekend als de Roermondse passie. Christelijke taferelen zijn de voornaamste kunstuitingen in de Middeleeuwen

1454[bewerken | brontekst bewerken]

1455[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Utrechtse kapittels kiezen op 7 april de Hoeksgezinde domproost Gijsbrecht van Brederode tot bisschop. Onder druk van de Filips de Goede benoemt paus Calixtus III diens bastaardzoon David. Filips slaat de weerstand tegen deze benoeming met geweld neer, en in 1456 geeft Gijsbrecht tegen een ruime schadeloosstelling zijn aanspraak op de zetel op. Hij blijft echter een luis in de pels tot David hem, samen met zijn broer Reinoud, in 1470 gevangenneemt.

~1462[bewerken | brontekst bewerken]

1464[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Staten-Generaal vergaderen voor de eerste maal om het regentschap te bespreken tijdens de afwezigheid van Filips, maar voor deze op kruistocht kan vertrekken, zakt hij in 1465 weg in seniliteit en zijn zoon Karel neemt vanaf dan de staatszaken waar.

1465[bewerken | brontekst bewerken]

  • Adolf van Egmond zet zijn vader af als hertog van Gelre en neemt zijn plaats in. In 1471 neemt zijn vader zijn plaats weer in met de hulp van Karel de Stoute, hoewel deze aanvankelijk zoon tegen vader had opgezet.

1473[bewerken | brontekst bewerken]

Proloog van de Delftse Bijbel, het eerste gedrukte Nederlandstalige boek in Nederland. Het boek bevat alleen het Oude Testament

1477[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel de Stoute sneuvelt in de Slag bij Nancy. Dit veroorzaakt een crisis in het hertogdom. Zijn dochter, Maria van Bourgondië, wordt onmiddellijk geconfronteerd met de ontevredenheid over het oorlogszuchtige en centralistische beleid van haar vader. Door toekenning van het Groot Privilege op 11 februari verkrijgt Maria financiële en militaire steun van de Staten-Generaal. Ook moet zij, om tegemoet te komen aan het particularisme, aan verscheidene gewesten en steden eigen keuren verlenen. Holland en Zeeland verkrijgen in maart hun eigen Groot Privilege, waarbij Nederlands de bestuurstaal wordt en zuiderlingen worden uitgesloten van belangrijke functies. Bovendien valt Frankrijk haar Franse gewesten aan. Op 19 augustus trouwt Maria met Maximiliaan van Habsburg, waardoor er een einde kwam aan haar korte persoonlijke regeerperiode en de Nederlanden onder het huis Habsburg komen. Nu kan de Franse dreiging het hoofd geboden worden. In september sluit Lodewijk XI van Frankrijk vrede met Maximiliaan.

1479[bewerken | brontekst bewerken]

1482[bewerken | brontekst bewerken]

  • Maria overlijdt op 25-jarige leeftijd door een val van haar paard. Haar 4-jarige zoontje Filips de Schone volgt haar op, onder het regentschap van zijn vader Maximiliaan. Deze wil het Groot Privilege echter niet bevestigen en voert bovendien een expansiepolitiek, met oorlogen die veel kosten, en dus veel belastingen meebrengen. De Staten-Generaal van de Zeventien Provinciën erkennen het regentschap uiteindelijk in december, nadat ze Maximiliaan de Vrede van Atrecht met Frankrijk kunnen opdringen.
  • Jan van Schaffelaar, een Kabeljauwse ruiteraanvoerder, komt aan zijn einde als hij van de door Hoeken belegerde toren van Barneveld springt. Door tussenkomst van Maximiliaan kan David van Bourgondië, halfbroer van Karel de Stoute, in 1483 zijn bisschopszetel in Utrecht opnieuw innemen.

1483[bewerken | brontekst bewerken]

  • Lodewijk XI sterft in augustus en Maximiliaan neemt opnieuw de wapens op. Het graafschap Vlaanderen gaat hiermee niet akkoord. Hun gezant die naar koning Karel VIII van Frankrijk werd gezonden, wordt door Maximiliaan gevangengenomen. Dit leidt tot de eerste tweejarige Vlaamse Opstand tegen Maximiliaan.

1487[bewerken | brontekst bewerken]

  • Aan het einde van het jaar breekt opnieuw een opstand uit in Vlaanderen. Op 31 januari 1488 komt Maximilaan naar Brugge om de opstand te onderdrukken, maar wordt gevangengenomen. Op 12 mei komen de Staten-Generaal bijeen en wordt een einde gemaakt aan Maximiliaans regentschap over Vlaanderen. Maximiliaan belooft zich hieraan te houden en wordt vrijgelaten. Als borg wordt zijn raadsman Filips van Kleef gevangen gehouden. Eenmaal vrij houdt Maximiliaan zich niet aan de afspraak. Hij voert strafexpedities uit in het Brugse ommeland. Filips van Kleef voelt zich verraden en sluit zich vanwege deze eedbreuk aan bij de opstandelingen en wordt zelfs de leider. De opstand is ditmaal succesrijker. Mede doordat ook buiten Vlaanderen het regentschap in vraag wordt gesteld. Zo leidt ook Frans van Brederode in Holland een opstand, de Jonker Fransenoorlog.

1489[bewerken | brontekst bewerken]

1490[bewerken | brontekst bewerken]

1491[bewerken | brontekst bewerken]

1492[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel van Gelre komt met Franse steun succesvol in opstand waardoor Gelre weer onafhankelijk wordt van Habsburg.

1494[bewerken | brontekst bewerken]

Zeven werken van Barmhartigheid (Meester van Alkmaar, 1504)

1496[bewerken | brontekst bewerken]

1498[bewerken | brontekst bewerken]

De verovering van Rhenen door Jan II van Kleef in 1499

1500[bewerken | brontekst bewerken]

1506[bewerken | brontekst bewerken]

1511[bewerken | brontekst bewerken]

1512[bewerken | brontekst bewerken]

1515[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Saksische hertog George doet zijn aanspraken op Groningen en Friesland voor het geringe bedrag van 100.000 gulden over aan Karel V.

1517[bewerken | brontekst bewerken]

1520[bewerken | brontekst bewerken]

1521[bewerken | brontekst bewerken]

1523[bewerken | brontekst bewerken]

Marianum in de Dom van Aken (Jan van Steffeswert, 1524)

1524[bewerken | brontekst bewerken]

1525[bewerken | brontekst bewerken]

  • In Den Haag sterft Jan de Bakker als eerste protestant op de brandstapel.

1526[bewerken | brontekst bewerken]

1528[bewerken | brontekst bewerken]

1530[bewerken | brontekst bewerken]

Pompeius Occo (1483-1537). Bankier, koopman en humanist (Dirck Jacobsz, 1534). Occo was zaakgelastigde van het bankiershuis Fugger in Amsterdam

1535[bewerken | brontekst bewerken]

1536[bewerken | brontekst bewerken]

1543[bewerken | brontekst bewerken]

1544[bewerken | brontekst bewerken]

1549[bewerken | brontekst bewerken]

1550[bewerken | brontekst bewerken]

  • Karel V vaardigt in de Nederlanden het Bloedplakkaat uit. Hiermee wordt het drukken, schrijven, verspreiden en bezitten van ketterse boeken en afbeeldingen, het bijwonen van ketterse bijeenkomsten, het prediken van een tegendraadse religie en het huisvesten van ketters, met de doodstraf en inbeslagname van alle goederen beantwoord. Een derde van de vervolgden bestaat uit wederdopers, ook wel anabaptisten genoemd. Omdat ze zo sterk aan hun geloof vasthouden, wacht hen de brandstapel.
Allegorie op de troonsafstand van keizer Karel V op 25 oktober 1555 te Brussel, ~1620, Frans Francken II

1555[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Godsdienstvrede van Augsburg beëindigt de 40 jaar van religieuze twisten met protestantse Duitse vorsten met als hoogtepunt de Schmalkaldische Oorlog. De vrede gaat uit van het principe cuius regio, eius religio (van wie het land is, is ook de godsdienst). Dit houdt in dat iedere rijksvorst beslist welke godsdienst in zijn gebied opgelegd wordt. Hoewel de Nederlanden dus katholiek blijven en de vrede niet direct te maken heeft met de Nederlanden, wordt hierdoor wel heel duidelijk dat het mogelijk is af te wijken van het rooms-katholieke geloof.
  • Karel V doet afstand van de regering over de Nederlanden. Zijn zoon Filips wordt Heer der Nederlanden. Karel blijft nog koning van Spanje en Rooms Keizer.

1557[bewerken | brontekst bewerken]

  • Filips II schort de rentebetalingen op. Dit eerste van een serie Spaanse staatsbankroeten heeft als gevolg dat de Zuid-Duitse bankiers en Antwerpse kleine spaarders geruïneerd raken.
Vrede van Cateau-Cambrésis

1559[bewerken | brontekst bewerken]

1561[bewerken | brontekst bewerken]

Het gezin van Pierre de Moucheron (1508-67), koopman te Middelburg en Antwerpen

1563[bewerken | brontekst bewerken]

  • Oranje en Egmont vragen om het ontslag van Granvelle. Oranje en Egmont schrijven hun tweede protestbrief aan Filips II.

1564[bewerken | brontekst bewerken]

  • Elizabeth I van Engeland beveelt een uitvoerverbod voor wol naar Holland. Het is het begin van de Engels-Spaanse handelsoorlog.

1565[bewerken | brontekst bewerken]

  • Door de Zevenjarige Oorlog tussen Denemarken en Zweden wordt eind april de Sont gesloten. Hoewel deze na twee maanden weer geopend wordt onder druk van Polen – die op dat moment bondgenoot van Denemarken is en de handel op Danzig verstoord ziet – zorgt de mede door speculaties gestegen graanprijs voor een hongersnood.
  • Oranje en Egmont protesteren bij Filips II tegen de Spaanse onverzettelijkheid op religieus gebied. Filips eist echter in zijn brieven uit het bos van Segovia strenge vervolging van de ketters.
Beeldenstorm in een kerk, 1630, Dirck van Delen

1566 Wonderjaar[bewerken | brontekst bewerken]

1567[bewerken | brontekst bewerken]

1568[bewerken | brontekst bewerken]

Mercator introduceert de mercatorprojectie, van groot belang voor de scheepvaart

1569[bewerken | brontekst bewerken]

Het Theatrum Orbis Terrarum is de eerst uitgegeven wereldatlas, samengesteld door Abraham Ortelius, uitgegeven door Gilles Coppens van Diest (Aegidius Coppenius Diesth)

1570[bewerken | brontekst bewerken]

  • Invoering van de Criminele Ordonnantiën en de Ordonnantiën op de Stijl van Procederen in criminele zaken, de eerste geüniformeerde geschreven strafwetgeving in de Nederlanden. De wet wordt gedeeltelijk buiten werking gesteld bij de Pacificatie van Gent in 1576 en nooit meer hersteld.
  • De derde Allerheiligenvloed teistert de Nederlandse kusten en vernielt vele dijken en andere waterkeringen. Hierbij vallen honderden doden en raken tienduizenden dakloos. Veestapels en wintervoorraden worden verzwolgen. Het is het begin van de ondergang van Bergen op Zoom als welvarende handelsstad. Er treedt een algemene verarming op van de Nederlandse bevolking, waardoor ook Alva's belastinghervormingen mislukken. Zijn resulterende geldnood zorgt voor muitende Spaanse troepen.

1572[bewerken | brontekst bewerken]

  • Omdat Elizabeth I van Engeland de relatie met Filips II wil verbeteren, moet de geuzenvloot de Engelse havens verlaten. Een van de gevolgen was de verovering van het stadje Den Briel door de watergeuzen onder aanvoering van Lumey en Bloys van Treslong. Het wordt wel gezien als het begin van de opstand in de Nederlanden, maar voor Alva was het verlies van Vlissingen op 6 april schokkender. Negentien katholieke geestelijken afkomstig uit Gorcum worden door geuzen in Brielle gemarteld en vermoord. Deze mensen raken bekend als de martelaren van Gorcum.
  • In juli vindt de Inname van Roermond door de Spanjaarden plaats, waarna plundering van de stad volgt. Na vrijwillige overgave van Naarden worden 490 naar een kerk gelokte burgers in koelen bloede vermoord op bevel van legeraanvoerder Romero. Wie niet is gekomen wordt opgehangen aan de bomen. Slechts zestig inwoners ontspringen de dans.
  • Aan de Eerste Vrije Statenvergadering in Dordrecht nemen twaalf steden deel. Willem van Oranje wordt bevestigd als stadhouder.
  • Tijdens de Bartholomeusnacht in Parijs worden duizenden hugenoten afgeslacht. Hierna hoeven de opstandelingen voorlopig niet meer op Franse steun te rekenen.

1573[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het Spaanse leger onder Alva's zoon Don Frederik herovert bijna alle steden in Overijssel en Gelderland.
  • Het Beleg van Haarlem door de Spanjaarden onder Don Frederik met daarin een heldinnenrol van Kenau Simonsdochter Hasselaer. Haarlem geeft zich uiteindelijk over aan de Spanjaarden.
  • 8 oktober – Het Spaans beleg van Alkmaar wordt afgeslagen ('bij Alkmaar begint de victorie'). Als dank geeft Willem van Oranje de stad het eeuwigdurend recht tot het houden van de Kaaswaag.
  • 11 oktober – De Slag op de Zuiderzee tussen de watergeuzen en een Spaanse vloot, die eindigt in een overwinning voor de watergeuzen.
  • Alva wordt op eigen verzoek vervangen door Requesens en verlaat de Nederlanden.
Leidens ontzet (Otto van Veen, 1574)

1574[bewerken | brontekst bewerken]

1575[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Universiteit Leiden wordt door Willem van Oranje opgericht als dank voor het verzet van de Leidenaren.
  • Door de hoge kosten van de militaire campagnes in de Nederlanden en tegen de Ottomanen wordt Spanje op 1 september voor de tweede keer bankroet verklaard, waardoor er bezuinigd moet worden op de soldij van de troepen.

1576[bewerken | brontekst bewerken]

  • Requesens overlijdt onverwacht op 1 maart zonder een opvolger te hebben aangewezen. Door de achterstallige soldij en het ontbreken van een leider, beginnen Spaanse troepen te deserteren. Zierikzee en Aalst worden door plunderende troepen leeggeroofd; Mechelen en Brussel worden bedreigd. De Staten van Henegouwen en Brabant roepen begin september tegen de zin van Filips II de Staten-Generaal bijeen en knopen onderhandelingen aan met de opstandige gewesten Holland en Zeeland. In Gent worden eind oktober afspraken gemaakt tussen de opstandige en de koningsgetrouwe gewesten over het verdrijven van de muitende Spaanse troepen. De godsdienstige meningsverschillen hoopt men later op te lossen. Uiteindelijk wijst Filips II Don Juan van Oostenrijk aan als landvoogd.
  • Op 4 november trekken Spaanse troepen moordend en plunderend Antwerpen binnen. Vele Antwerpenaren vinden de dood en duizenden gebouwen gaan in vlammen op tijdens de Spaanse Furie. Na deze zoveelste plundering wordt de Pacificatie van Gent ondertekend en op 8 november 1576 afgekondigd. De zeventien gewesten lijken zich weer verenigd te hebben in hun verzet, hoewel de oostelijke gewesten voorbehoud maken. Op 9 november worden de Spanjaarden verdreven uit Gent.
Walvis van Saaftinge uit het Visboeck van Adriaen Coenen

1577[bewerken | brontekst bewerken]

  • Don Juan vaardigt het Eeuwig Edict uit. De Spaanse troepen zullen worden teruggeroepen en de Staten zullen zelf het katholicisme handhaven.
  • 6 aprilFilips II ondertekent de Unie van Brussel, een vredesverdrag van alle Nederlandse gewesten, na onderhandelingen tussen Willem van Oranje en aartshertog Matthias van Oostenrijk, die door de Zuidelijke Nederlanden als hun landvoogd benoemd was.
  • 24 juliDon Juan valt de stad Namen aan, waarmee een einde komt aan de Unie van Brussel. Na deze aanval erkennen de gewesten niet langer Don Juan als hun landvoogd en vragen ze Matthias van Oostenrijk zijn plaats in te nemen. Hierna wordt door de Staten-Generaal tot de voor de protestanten tolerantere tweede Unie van Brussel besloten.
  • 28/29 oktober – In Gent wordt de Calvinistische Republiek uitgeroepen door opstandige ambachtsgilden. Gent krijgt van Willem van Oranje alle privileges terug die men in 1540 na de Gentse Opstand had moeten inleveren. In de korte periode tot Parma in 1584 Gent weet te veroveren, groeit Gent uit tot een belangrijk intellectueel centrum, onder andere door het internationaal befaamde Theologisch Athenaeum.

1578[bewerken | brontekst bewerken]

  • Alexander Farnese wordt landvoogd van de Nederlanden. Hij weet Brugge, Brussel, Gent, Oudenaarde en Antwerpen te veroveren.
  • Ook Antwerpen wordt een calvinistische republiek en groeit uit tot een internationaal trefpunt van protestanten.
  • Om de gewesten Holland en Utrecht beter te beschermen tegen plunderingen van buitenaf wordt Graaf van Rennenberg naar Overijssel gestuurd, waarbij hij het Beleg van Kampen en Beleg van Deventer opzet en beide steden tot overgave dwingt.
Beleg van Maastricht (1579)

1579[bewerken | brontekst bewerken]

1580[bewerken | brontekst bewerken]

Blijde intocht van hertog Frans van Anjou (1556-1584) in Antwerpen, met de erepoort op de St.-Jansbrug, 19 februari 1582

1581[bewerken | brontekst bewerken]

  • De hertog van Anjou wordt aangesteld als vorst over de Nederlanden. Aangezien hij aangesteld wordt als soeverein vorst eist hij wel dat de Nederlanden zich onafhankelijk verklaren van Filips II. Dit gebeurt op 26 juli met het Plakkaat van Verlatinghe ('het volk is er niet voor een vorst, maar een vorst voor het volk'). Daarin wordt Filips II vervallen van de troon van de Nederlanden verklaard.
  • 29 novemberParma dwingt na een langdurig beleg Doornik tot overgave, de enige Waalse stad die trouw was gebleven aan de Staten-Generaal

.

1583[bewerken | brontekst bewerken]

1584[bewerken | brontekst bewerken]

1585[bewerken | brontekst bewerken]

  • De hertog van Parma verovert in de voorgaande jaren alle steden in de zuidelijke Nederlanden; de noordelijke Nederlanden ondernemen geen actie. In augustus boekt Parma zijn grootste succes met de Val van Antwerpen, de grootste en rijkste stad van de Nederlanden. Hij forceert hiermee een definitieve scheiding van de noordelijke en zuidelijke Nederlanden. Na de val verlaten 60.000 van de 100.000 inwoners, waaronder vele bankiers, de stad.
  • Maurits wordt stadhouder van Holland en Zeeland.
  • Na de moord op Willem van Oranje zoeken de Staten Generaal steun bij de koningin van Engeland. Zij weigert een Nederlandse koningstitel, maar zegt haar protectie toe aan de Nederlanden. Als reactie op de Spaanse opmars stuurt Elizabeth I de graaf van Leicester in het geheim met 5000 man de Noordzee over.
  • Spanje stelt het eerste embargo in tegen de Nederlanden dat zal duren tot 1589.

1586[bewerken | brontekst bewerken]

1587[bewerken | brontekst bewerken]

  • De komst van de graaf van Leicester is geen succes. De graaf blijkt geen goede militaire leider te zijn en verschillende steden gaan voor de opstandelingen verloren. Ook probeert hij in Utrecht een landsbestuur op basis van een sterke centrale macht op te bouwen, maar dit wordt door de gewesten, die gewend zijn aan hun autonomie, niet geaccepteerd. De graaf van Leicester wordt gedwongen de Nederlanden te verlaten.

1588[bewerken | brontekst bewerken]

Salomo's Oordeel (Hendrick Goltzius, ca. 1590), een allegorische aanklacht tegen de inquisitie: Filips II is afgebeeld als de crudelis princeps, de wrede vorst, omgeven door de slechte raadgevers van de inquisitie

1590[bewerken | brontekst bewerken]

  • 4 maart – De verovering van Breda door Maurits van Nassau met behulp van het turfschip van Breda, tijdens welke een contingent soldaten de stad door de waterpoort wordt binnengesmokkeld, die omstreeks middernacht snel het kasteel innemen en een brug bezetten.

1591[bewerken | brontekst bewerken]

1592[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jan Huygen van Linschoten keert na jaren van reizen voor Portugal terug in Nederland en zijn publicaties van de "geheime" zeevaartroutes naar Oost-Indië openen voor Nederland de deur van de Gouden Eeuw.
  • Cornelis de Houtman wordt door de Compagnie van Verre naar Lissabon gestuurd om nieuwe handelsmogelijkheden voor peper te onderzoeken.
  • Cornelis Cornelisz. van Uitgeest verkrijgt het octrooi voor de paltrokmolen. Dit type houtzaagmolen is van groot belang voor de bouw van de schepen van de VOC en de WIC. De uitvinding draagt in belangrijke mate bij aan de economische opbloei van de Republiek. De mechanisatie van het houtzagen levert namelijk aanzienlijke besparingen op personeelskosten op. Aanvankelijk stuit dit dan ook op bezwaren bij het Amsterdamse houtzagersgilde. Dat probleem bestaat niet in de Zaanstreek, waar de gilden geen politieke invloed hebben. Dit gebied groeit uit tot het grootste scheepsbouwcentrum ter wereld.

1593[bewerken | brontekst bewerken]

1594[bewerken | brontekst bewerken]

1595[bewerken | brontekst bewerken]

Itinerario, voyage ofte schipvaert, naer Oost ofte Portugaels Indien inhoudende een corte beschryvinghe der selver landen ende zee-custen van Jan Huygen van Linschoten met daarin ook de Beschryvinghe van de gantsche custe van Guinea en het Reys-gheschrift vande navigatien der Portugaloysers in Oriënten

1596[bewerken | brontekst bewerken]

1597[bewerken | brontekst bewerken]

1598[bewerken | brontekst bewerken]

  • Isabella van Spanje, de dochter van Filips II, huwt Albrecht van Oostenrijk, waarbij Filips de gehele Nederlanden als bruidsschat schenkt.
  • Spanje en Frankrijk sluiten de Vrede van Vervins.
  • Vrijwel direct na zijn troonsbestijging breekt Filips III met de praktijk dat de opstandelingen in de Noordelijke Nederlanden handel drijven met de Spanjaarden om de oorlog te betalen. Hij stelt opnieuw een embargo in, laat alle in Spaanse en Portugese havens aanwezige Nederlandse schepen met hun lading in beslag nemen en de bemanning gevangennemen. Deze politiek brengt echter minstens evenveel schade toe aan de Spaanse economie als aan de Hollandse. Het embargo is van kracht tot 1608, maar de Nederlandse scheepvaart heeft zich ondertussen gestort op het Verre Oosten, zodat hier grote winsten gehaald kunnen worden.
Hollandse driemaster in de Sont (Hendrick Cornelisz. Vroom, 1614). De graanhandel op de Oostzee is in deze periode de belangrijkste pijler van de scheepvaart, ook wel de moedernegotie genoemd
Het octrooi- of handelsgebied van de VOC

1600[bewerken | brontekst bewerken]

  • In 1595 is de verovering van de oostelijke Nederlanden voltooid en nu trekt de normaal gesproken voorzichtige Maurits tegen zijn zin diep vijandelijk gebied in. Op aandringen van Van Oldenbarnevelt poogt hij een einde te maken aan de voor de Nederlandse koopvaardij schadelijke Duinkerker Kapers. Het komt tot de Slag bij Nieuwpoort die Maurits uiteindelijk weet te winnen. Met het risico op versterkingen waardoor hij zijn hele leger zou kunnen verspelen zet hij de belegering van Nieuwpoort niet door en trekt zich terug naar de Republiek. Het is het begin van de verwijdering tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt.
  • Volgens de lijsten van de Sonttol vaart zo'n 50% van alle schepen die de Sont passeren onder Nederlandse vlag.

1602[bewerken | brontekst bewerken]

1604[bewerken | brontekst bewerken]

1605[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jan Adriaanszoon Leeghwater (1575-1650) krijgt octrooi op een door hem ontworpen duikersklok, waarmee door middel van aanvoer van lucht onder overdruk, gewerkt kan worden onder water.

1606[bewerken | brontekst bewerken]

  • Australië wordt ontdekt door de Nederlandse ontdekkingsreiziger Willem Janszoon met zijn schip het Duyfken.
  • De opmars van Spinola wordt belemmerd door een beurskrach in Genua.

1607[bewerken | brontekst bewerken]

Winterlandschap met ijsvermaak, Hendrick Avercamp. Tijdens de kleine ijstijd van de 15e-19e eeuw ligt de gemiddelde temperatuur in West-Europa zo'n 1 à 2 graden onder de huidige waarden

1608[bewerken | brontekst bewerken]

  • Er worden vredesonderhandelingen begonnen tussen Spanje en de Republiek. In de Nederlanden bestaan twee kampen. Het grote twistpunt is het effect van vrede op de handel. De handel op Azië en Amerika heeft een aantal kooplieden enorme winsten opgeleverd en ze zijn bang deze handel op te moeten geven als voorwaarde voor vrede met Spanje. Spanje is bereid de Republiek te erkennen als de VOC ontbonden wordt, er geen gelijksoortige compagnie voor Amerika wordt opgericht en de Nederlanden erkennen dat Spanje en Portugal het alleenrecht hebben op het beheer van Oost- en West-Indië. Daarnaast moet de blokkade van de Schelde opgeheven worden, wat het einde van de Nederlandse textielnijverheid zou kunnen betekenen. Calvinistische kooplieden, zoals Reinier Pauw, combineerden deze argumenten met religieuze argumenten.

1609[bewerken | brontekst bewerken]

  • Door de tegenstellingen is vrede niet mogelijk. Maurits ziet het liefst een voortzetting van de oorlog, terwijl Oldenbarnevelt voorstander is van vrede. Een bestand is het hoogst haalbare en op 9 april gaat de Treves, het Twaalfjarig Bestand in.
  • Met de oprichting van de Amsterdamsche Wisselbank, bedoeld om alle kassiers en wisselaars door één kassiers- en wisselkantoor te vervangen, wordt een poging gedaan om aan de chaotisch toestand in het muntwezen een einde te maken. De Amsterdamsche Wisselbank heeft veel meer dan een lokale betekenis. In haar bloeitijd geniet de Amsterdamse Wisselbank een wereldreputatie. De bank is een girobank; tegenover het gestorte bedrag brengt zij geen bankpapier in omloop, maar staat een giraal tegoed, het bankgeld.
  • Henry Hudson maakt een reis in dienst van de VOC met de Halve Maen en een grotendeels Nederlandse bemanning. Aanvankelijk op zoek naar de Noordoostelijke Doorvaart, steekt hij de Atlantische Oceaan over en landt ten westen van Nova Scotia en volgt de kust zuidwaarts tot voorbij Chesapeake Bay. Hij verkent Chesapeake Bay en Delaware Bay vluchtig, en bereikt de rivier die spoedig naar hem genoemd zou worden, de Hudson. Hij vaart deze rivier 200 kilometer op, tot nabij de huidige stad Albany. Hoewel duidelijk wordt dat dit niet een doorgang naar de Grote Oceaan kan zijn, heeft Hudson wel een vruchtbaar land gevonden. In dit gebied vestigen de Nederlanders in de volgende jaren hun kolonie Nieuw-Nederland.

1610[bewerken | brontekst bewerken]

Emanuel de Witte. De binnenplaats van de beurs in Amsterdam. 1653. Rotterdam, Museum Boijmans Van Beuningen.
De bocht van de Herengracht bij de Nieuwe Spiegelstraat te Amsterdam (Gerrit Adriaensz. Berckheyde, 1672)
De zielenvisserij (Adriaen Pietersz van de Venne, 1614). Allegorie op de ijver van de religies tijdens de Treves

1611[bewerken | brontekst bewerken]

  • De volgelingen van Gomarus, de contraremonstranten of preciezen, reageren met een contraremonstrantie. In zeven punten zetten zij hun standpunten uiteen en roepen op tot een nationale synode.
  • De opening van de door Hendrick de Keyser ontworpen Koopmansbeurs aan de Vijgendam vindt plaats. De groeiende goederen- en aandelenhandel maakt dat er behoefte ontstaat aan een specifiek voor dit doel gemaakt gebouw.

1612[bewerken | brontekst bewerken]

1616[bewerken | brontekst bewerken]

1617[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het conflict tussen de rekkelijken en preciezen, later de Bestandstwisten genoemd, is al lang niet meer slechts een geloofskwestie. De Staten van Holland geven de voorkeur aan een open libertijnse kerk en willen een publieke kerk waarin plaats is voor beide gezindten en die door de overheid gestuurd wordt. De contraremonstranten willen niets weten van wereldlijke inmenging. Oldenbarnevelt en Maurits ontkomen er niet meer aan zich hieraan te onttrekken nu de Republiek bijna in een burgeroorlog verwikkeld raakt. Hoewel Oldenbarnevelt een arminiaan is, ziet hij de gewesten als soeverein en als hoeders van de publieke kerk. De Staten van Holland nemen de Scherpe Resolutie aan; deze resolutie geeft de steden in Holland de mogelijkheid om eigenhandig waardgelders aan te nemen om onlusten te voorkomen. Maurits ziet de gewesten echter als onderdeel van de Unie en daarmee ook de kerk. De waardgelders zijn een aantasting van zijn gezag als aanvoerder van het Staatse leger. De Staten-Generaal reageren op de Hollandse Scherpe Resolutie met de oproep tot een nationale synode.
Het afdanken der waardgelders door prins Maurits op de Neude te Utrecht, 31 juli 1618 (Pauwels van Hillegaert, 1627)

1618[bewerken | brontekst bewerken]

Synode van Dordrecht, 13 november 1618.
Ivstitie aen Ian van Oldenbarnevelt, de terechtstelling van Oldenbarnevelt (Claes Janszoon Visscher, 1619)

1619[bewerken | brontekst bewerken]

  • 8 mei – Slotzitting van de Synode van Dordrecht. De synode stelt de contra-remonstranten in het gelijk. De argumenten tegen de remonstranten worden weergegeven in 5 punten, de Dordtse Leerregels, die een officieel onderdeel vormen van de drie belijdenisgeschriften van de Nederlandse hervormde en gereformeerde kerken in Nederland. Tevens wordt besloten de Bijbel in het Nederlands te vertalen. Deze Statenvertaling is in 1637 klaar. Ook wordt de Dordtse Kerkorde aangenomen, die nog steeds de basis vormt van het kerkrecht in veel gereformeerde kerken.
  • 12 mei – Van Oldenbarnevelt, Hogerbeets en De Groot worden veroordeeld wegens hoogverraad. Een dag later wordt Oldenbarnevelt in Den Haag op last van de Staten-Generaal onthoofd. Zijn misdaad was een poging het Nederlandse staatsbestel te hervormen. Zelf vindt hij dat hij onschuldig is en dient daarom geen gratieverzoek in, omdat dat een impliciete schuldbekentenis zou inhouden. Hugo de Groot wordt gevangengezet en overgebracht naar slot Loevestein, waar hij begint te schrijven aan een inleiding tot het Hollandse recht en zijn De veritate religionis Christianae.
  • Jan Pieterszoon Coen volgt Laurens Reael op als Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië en sticht Batavia.
  • Nederlandse vluchtelingen richten in Antwerpen de Remonstrantse Broederschap op.

1621[bewerken | brontekst bewerken]

Huwelijksportret van Isaac Abrahamsz Massa (1586-1643) en Beatrix van der Laen (1592-1639), getrouwd te Haarlem op 25 april 1622 (Frans Hals, 1622)
Het ponteveer (Esaias van de Velde, 1622)

1622[bewerken | brontekst bewerken]

  • Hugo de Groot die een jaar eerder per boekenkist uit Loevestein ontsnapte, publiceert clandestien zijn Apologie voor de rechtmatige regering van Holland. Daarin stelt hij dat ieder gewest in de Unie een soevereine staat is. De Staten-Generaal verbieden Grotius' geruchtmakende boek.

1625[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het overlijden van Maurits maakt de weg vrij voor nationale verzoening. Hij wordt opgevolgd door zijn halfbroer Frederik Hendrik. Zijn militaire talent bezorgt hem de naam 'stedendwinger'. Met zijn echtgenote Amalia van Solms voert hij een bijna vorstelijke bewind en geeft Den Haag steeds meer het karakter van hofstad.
  • Vondel geeft de Palamedes uit. Dit dichterlijk drama over een gerechtelijke moord, met Agamemnon in de rol van Maurits, gaat zelfs de Amsterdamse raad te ver en hij wordt beboet.

1626[bewerken | brontekst bewerken]

  • Postume uitgave, een jaar na het overlijden van Adriaen Valerius, van de bundel Geuzenliederen Nederlandsche Gedenck-Clanck. Het bevat onder andere het Wilhelmus; een ouder geuzenlied, waarvan de oorsprong teruggaat tot het begin van de opstand. In 1932 zal dit het nationale volkslied van Nederland worden en daarmee het oudste officiële en officieuze volkslied zijn van een lidstaat van de Verenigde Naties.
  • Peter Minuit "koopt" het eiland Manhattan voor 24 dollar van de Manhattoes-indianen. Hiermee legaliseert hij de nederzetting Nieuw-Amsterdam (het latere New York) die het voorgaande jaar aan de monding van de Hudson River gesticht werd.

1627[bewerken | brontekst bewerken]

  • Beleg van Groenlo, door prins Frederik Hendrik van Oranje. Groenlo (regionale naam Grol) was door de Spanjaarden bezet. Het beleg duurde van 20 juli tot en met 19 augustus, waarna de veste zich overgaf.

1628[bewerken | brontekst bewerken]

  • De vloot van de West-Indische Compagnie onder Piet Hein boekt een spectaculaire overwinning in de Slag in de Baai van Matanzas, voor de kust van het eiland Cuba. Hein en zijn mannen onderscheppen de Zilvervloot! Dit laat 11 miljoen gulden in handen vallen van de Republiek. De buit vertegenwoordigt zo'n driekwart jaar oorlogsuitgaven en is niet alleen een financiële, maar vooral ook een morele overwinning voor de Republiek.
  • René Descartes vestigt zich definitief in de Republiek. De reformatie roert zich heftig onder leiding van Gisbertus Voetius.
Jacob Cats (1577-1660). Pensionaris van Dordrecht en dichter (Michiel Jansz. van Miereveld, 1634)

1629[bewerken | brontekst bewerken]

  • Frederik Hendrik voert het Beleg van 's-Hertogenbosch uit. Als afleiding vallen de troepen van de keizer Gelderland binnen. Zij nemen Amersfoort en herstellen er de katholieke diensten. De Unietroepen nemen echter Wesel in waardoor 's keizers troepen afgesneden worden van alle versterkingen. Zij trekken zich terug naar de IJssel. Op 14 september geeft 's-Hertogenbosch zich gewonnen. Dit is in deze streken de zwaarste klap voor Spanje sinds de ondergang van de Armada in 1588.

1630[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met de financiële middelen van de zilvervloot wordt besloten om de Portugese bezittingen in Brazilië te veroveren. De noordkust hiervan bood namelijk een goede uitvalsbasis voor aanvallen op de Spaanse zilvervloten. Een expeditieleger onder Hendrick Lonck weet een groot gedeelte van Brazilië te veroveren op de Portugezen, maar ondanks de snelle en gemakkelijke overwinningen op de noordkust slaagde men er toch niet in om de hele Portugese kolonie te veroveren. Zo blijven de Portugezen een bedreiging. Door het bezit van vele plantages in Nederlands-Brazilië worden de Nederlanders verleid het systeem van slavernij en slavenhandel in 1635 volledig over te nemen. In 1623 had men dit systeem nog afgewezen als zijnde 'onethisch'.

1632[bewerken | brontekst bewerken]

  • Frederik Hendrik probeert de katholieke graaf Hendrik van den Bergh ertoe aan te zetten de adel in het zuiden in opstand te brengen tegen wat in een manifesto van de Staten-Generaal van de Republiek het zware en ondraaglijke juk van de Spanjaarden genoemd wordt. Brussel is bijzonder bezorgd. Vanuit Luik roept van den Bergh openlijk tot opstand op, maar de ontevreden adel in het zuiden is toch niet bereid om met het ketterse noorden in zee te gaan. Zij vestigen hun hoop meer op kardinaal Richelieu.
  • Venlo, Roermond en Sittard vallen in handen van Frederik Hendrik. Hij begint het Beleg van Maastricht. De stad geeft zich uiteindelijk gewonnen, maar bedingt het recht katholiek te blijven.
  • De Infanta stuurt vanuit Brussel Rubens naar Maastricht om aan Frederik Hendrik een bestand voor te stellen. De prins heeft daar weinig belangstelling voor. De zuidelijke Staten-Generaal komen – voor het laatst onder Spaans gezag – bijeen. Zij dwingen de Infanta – tegen de wil van Filips IV – met het noorden te onderhandelen. Spanje moet nu eerst zijn gezag in het zuiden zien te herstellen.

1633[bewerken | brontekst bewerken]

  • De onderhandelingen tussen de Republiek en de Spaanse Nederlanden staan op instorten. Frederik Hendrik stelt voor de besprekingen te beëindigen. Er ontstaat grote onenigheid tussen de Hollandse steden. Uiteindelijk willen Holland en Overijssel doorgaan, maar zij worden overstemd door de andere vijf gewesten. De onderhandelingen worden afgebroken.

1634[bewerken | brontekst bewerken]

Het beleg van Schenckenschans door prins Frederik Hendrik, april 1636 (Gerrit van Santen)

1635[bewerken | brontekst bewerken]

  • In een verdrag met Frankrijk neemt de Republiek zich voor de Spaanse Nederlanden de kans te geven zelf in opstand te komen. In dat geval mogen zij een confederatie worden. Zo niet dan zullen de Republiek en Frankrijk het gebied verdelen. Wallonië wordt dan deel van Frankrijk, evenals een deel van West-Vlaanderen. De rest zou bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden komen. De Spaanse Nederlanden voeren nu een tweefrontenoorlog.

1637[bewerken | brontekst bewerken]

  • De 'tulpenmanie' komt tot een hoogtepunt. Op een veiling in Alkmaar wordt een dagomzet gemaakt van 90.000 gulden. Per bol wordt zelfs 1000 gulden betaald; meer dan de prijs van een gemiddeld woonhuis in die tijden. Daarna stort de markt in. De prijzen dalen, bollen worden gedumpt, waarna de prijzen nog harder kelderen. Orders worden afgezegd, wat leidt tot rechtszaken en faillissementen. De zwaarst getroffenen moeten vluchten en elders een nieuw leven beginnen.

1638[bewerken | brontekst bewerken]

1639[bewerken | brontekst bewerken]

  • Omdat de weg over land door de oorlog met Frankrijk is afgesloten, zijn de Spanjaarden gedwongen om troepenversterkingen over zee naar de Nederlanden te vervoeren. Deze 'tweede Armada' wordt echter in het Kanaal door de Nederlandse admiraal Maarten Harpertszoon Tromp opgewacht en ingesloten. De Slag bij Duins kost de Spanjaarden 43 schepen en zesduizend manschappen.
  • De bouw van de eerste Portugese synagoge in Amsterdam.

1640[bewerken | brontekst bewerken]

  • Portugal roept de onafhankelijkheid uit.

1641[bewerken | brontekst bewerken]

  • Al kort na 1600 bereikten Nederlanders Japan. De Japanners verdrijven nu echter alle Europeanen uit angst voor de invloed van het christendom. Zij besluiten zich van de buitenwereld af te zonderen (Sakoku) en onderhouden alleen nog contacten met een kleine Nederlandse kolonie op Dejima, hoewel ze ook nog handel drijven met China en Korea.
  • De stad Malakka capituleert voor de Nederlanders. De Medemblikse kapitein Kaartekoe heeft dan nog maar 650 soldaten over. De rest is dood, maar de zege levert de VOC een handelspost op waar eeuwenlang schatten zullen worden verdiend.
De compagnie van kapitein Frans Banning Cocq en luitenant Willem van Ruytenburgh maakt zich gereed om uit te marcheren, beter bekend als De Nachtwacht (Rembrandt van Rijn, 1642). De middeleeuwse schuttersgilden worden rond 1600 omgevormd tot burgerwachten of schutterijen

1642[bewerken | brontekst bewerken]

1646[bewerken | brontekst bewerken]

  • In Munster arriveert een delegatie van acht Statenleden uit de Nederlanden onder leiding van Adriaan Pauw, om met de Spanjaarden te onderhandelen over vrede.
Schuttersmaaltijd in de Voetboogdoelen te Amsterdam ter ere van de Vrede van Munster, 18 juni 1648 (Bartholomeus van der Helst, 1648)
De eedaflegging van de Vrede van Munster in 1648 (Gerard ter Borch II, 1648)
De geschutgieterij Julita Bruk van de familie Trip bij Nyköping, Zweden (Allaert van Everdingen)

1648[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met de Vrede van Munster komt een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. De tekst van het Twaalfjarig Bestand wordt als uitgangspunt genomen, maar de Republiek wordt nu door Spanje als soevereine staat erkend. Ook wordt de vrije vaart op Indië gegund en wordt geen voordeel bedongen voor de katholieken.

1649[bewerken | brontekst bewerken]

1650[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Staten van Holland geven de voorkeur aan vrede boven een nieuwe dure oorlog en besluiten met 11 tegen 8 stemmen tot afdanking van troepen, zeer tegen de zin van stadhouder Willem II. De Staten-Generaal noemen de resolutie van Holland illegaal, waardoor in de Republiek een politieke crisis ontstaat. De Staten-Generaal stellen dat de defensie een taak is van de Unie en niet van de aangesloten gewesten. In juli probeert Willem dit eens en voor altijd te beslechten en samen met zijn neef Willem Frederik, de stadhouder van Friesland, bereidt hij een staatsgreep voor die tot doel heeft de macht van het gewest Holland te breken. Een aantal politieke tegenstanders wordt aangehouden, zoals admiraal Witte de With. Een zestal statenleden wordt opgesloten op Slot Loevestein, zoals Jacob de Witt. Willem Frederik trekt met zijn leger naar Amsterdam, maar een deel van de troepen verdwaalt en de in de tussentijd gewaarschuwde stad sluit de poorten. Desondanks is de dreiging voldoende om de stad te laten toegeven.
  • In oktober krijgt Willem II koorts. Het blijkt pokken te zijn en op 6 november sterft hij op 24-jarige leeftijd. Zijn zoon Willem wordt pas acht dagen daarna geboren en Holland ziet geen noodzaak de vacante positie te vervullen, waarmee het Eerste Stadhouderloze Tijdperk begint. Deze periode krijgt dan ook later als bijnaam de Ware Vrijheid. Het tijdperk is niet geheel stadhouderloos, aangezien Willem Frederik nog steeds stadhouder van Friesland is en nu ook van Groningen en Drenthe.
De grote zaal op het Binnenhof, Den Haag, tijdens de Grote Vergadering der Staten Generaal in 1651 (Dirck van Delen). Tijdens deze vergadering wordt besloten om geen nieuwe stadhouder aan te stellen, het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk

1651[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met het einde van de Engelse Burgeroorlog kan Engeland onder Cromwell zich richten op koloniale expansie. In maart stelt Cromwell een unie tussen het Engelse Gemenebest en de Republiek voor, wat de Republiek afslaat.
  • In augustus keurt het Engelse parlement de Akte van Navigatie goed. Dit besluit moet het handelstij keren. Sinds de Vrede van Münster hebben de Hollanders namelijk een groot deel van de handel op Spanje en het Middellandse Zeegebied overgenomen. Engelse kapers beginnen Hollandse schepen lastig te vallen, en tussen oktober 1651 en juli 1652 worden er meer dan honderd buitgemaakt.

1652[bewerken | brontekst bewerken]

  • Jan van Riebeeck, officier in dienst van de VOC, sticht een verversingsstation op de Kaap de Goede Hoop.
  • Hoewel na de dood van Willem II is begonnen met een programma om de oorlogsvloot te versterken met een nieuwbouw van 35 schepen, acht men dit niet voldoende om de verwaarloosde vloot op sterkte te krijgen. Op 3 maart wordt de beslissing genomen om 150 koopvaarders aan te kopen en als oorlogsschip uit te rusten tegen de Engelse dreiging.
  • In mei is de Nederlandse luitenant-admiraal Maarten Tromp wat traag om een Engelse vloot in het Kanaal te groeten door zijn vlag naar beneden te halen. De Engelsen staan erop in de Engelse wateren als eerste gegroet te worden. Als antwoord vuurt de Engelse generaal-ter-zee Robert Blake drie waarschuwingsschoten met scherp, waarvan het derde de Brederode treft. Het is het begin van de Slag bij Dover. Op 10 juli verklaart het Engelse Parlement de oorlog. Latere gevechten in deze Eerste Engelse Oorlog worden over het hele Kanaal en zuidelijke Noordzee uitgevochten: de Slag bij Plymouth wordt in augustus gewonnen door vicecommandeur Michiel de Ruyter, de Slag bij de Hoofden bij de Theems wordt verloren door viceadmiraal Witte de With en de Slag bij de Singels in december wordt gewonnen door Tromp. Het is de aanleiding voor een publieke vernedering van Blake in het Engelse parlement. De admiraal had gedacht dat de oorlog voorbij was en daarom het grootste gedeelte van de Engelse vloot naar de Middellandse Zee gestuurd.

1653[bewerken | brontekst bewerken]

  • In maart weet commandeur Jan van Galen de Engelse Middellandse Zeevloot te verslaan in de Slag bij Livorno. Door het Nederlandse bondgenootschap met de Denen kan geen enkel Engels schip de Oostzee in, zodat de Engelsen een tekort hebben aan timmerhout en teer. De oorlog is echter kostbaar voor de Republiek, terwijl de kansen keren voor de Engelsen. In maart winnen zij de Driedaagse Zeeslag, terwijl Zeeslag bij Nieuwpoort van de 12e tot de 13e juni voor de Republiek catastrofaal uitpakt met een blokkade van de Nederlandse kust. Tromp sneuvelt in de Slag bij Ter Heijde, waardoor de Nederlandse publieke opinie zich tegen de oorlog keert. Ondanks de successen zijn echter ook de Engelsen aan het eind van hun Latijn. Vanaf de zomer zijn er geen vijandelijkheden meer.
  • Johan de Witt wordt raadpensionaris van Holland. Deze benoeming kan alleen geschieden met de nadrukkelijke instemming van Amsterdam, dat onder leiding staat van burgemeester Cornelis de Graeff, van wie De Witt een aangetrouwde neef is. De voorbeeldige samenwerking tussen de twee politici is een grote factor in het succes van De Witts politiek en de herleving van de economie na de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog.
Gezicht op Olinda, Brazilië (Frans Post, 1662)

1654[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Republiek is door de oorlogsinspanningen niet in staat Nederlands-Brazilië te behouden en wordt verdreven door de Portugezen.
  • Op 22 april keuren de Staten-Generaal het vredesverdrag met Cromwells Gemenebest goed. In het geheim is echter bedongen is dat de Oranjes geen stadhouder meer mogen worden. Op 4 mei wordt deze Akte van Seclusie (Uitsluiting), waarin de vierjarige Willem dus van het stadhouderschap wordt uitgesloten, door de Staten van Holland aangenomen. Vooral in Friesland is er grote verontwaardiging. De andere gewesten – behalve Zeeland – zijn zeer verdeeld. Hoewel de buitenlandse inmenging in de opvolging vernederend is, komt het De Witt niet slecht uit.
Het kasteel van Batavia, gezien van Kali Besar West, ~1656, Andries Beeckman.
Het melkmeisje (Johannes Vermeer, ca. 1660)
Het verbranden van de Engelse vloot bij Chatham, juni 1667, tijdens de Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-67) (Willem Schellinks,1667-68)
Allegorie op de bloei van de Nederlandse visserij na de Tweede Engelse Zeeoorlog (1665-67) (Willem Eversdijck, ca. 1667). Het schilderij, met verschillende Nederlandse admiraals (onder andere Adriaen Banckert en Michiel de Ruyter), waarvan enkelen een net met vis binnenhalen, benadrukt het belang van de visserij

1655[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Witt en Willem Frederik komen tot een vergelijk: Willem Frederik mag opperbevelhebber van het leger worden, maar hij moet ophouden zich luitenant-stadhouder van Overijssel te noemen. Daarmee erkent hij in feite de Akte van Seclusie.
  • Christiaan Huygens ontdekt Titan, de grootste maan van de planeet Saturnus.
  • In Amsterdam wordt na zeven jaar bouwen het stadhuis op de Dam in gebruik genomen.

1656[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Republiek stuurt een vloot naar Danzig onder Obdam, om te verhinderen dat de stad in Zweedse handen valt.
  • Rembrandt wordt failliet verklaard. Zijn kunstverzameling, atelierspullen en huis worden aan de schuldeisers verkocht.
  • Spinoza wordt uit de sefardische gemeente verbannen.

1657[bewerken | brontekst bewerken]

  • Er heerst al sinds 1653 een burgeroorlogachtige toestand in Overijssel. Hasselt en Steenwijk willen ook een stem in de Staten en rebelleren met steun van Deventer tegen Zwolle. Hasselt wordt drie dagen gebombardeerd en Deventer stuurt versterkingen. Een commissie van de Staten-Generaal wordt gevormd op aandringen van Holland. De Witt en De Graeff maken een eind aan de Overijsselse troebelen. De klok wordt teruggedraaid. Hasselt en Steenwijk krijgen geen gelijk.
  • De Republiek verklaart de oorlog aan Portugal omdat dat land geen schadevergoeding voor het verlies van Brazilië wil betalen. De vloot onder Obdam blokkeert de haven van Lissabon.
  • De VOC voltooit de verovering van Portugees Ceylon.

1658[bewerken | brontekst bewerken]

1659[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Engelsen sturen een vloot om de Zweden te steunen. Een tweede Nederlandse vloot onder Michiel de Ruyter wordt erachteraan gestuurd om de Denen te versterken. De politiek van De Witt om de vloot uit te breiden blijkt succesvol als men de Sont open weet te houden.

1660[bewerken | brontekst bewerken]

1661[bewerken | brontekst bewerken]

  • De weduwe van Willem II, Maria Stuart, overlijdt. De regenten in de Republiek gaan er niet mee akkoord dat het voogdijschap over haar zoon Willem toegewezen wordt aan haar broer Karel II van Engeland. Uiteindelijk neemt Amalia van Solms in september de voogdijschap van haar kleinzoon op zich.
  • Karel II kondigt opnieuw, nu in zijn eigen naam, de Akte van Navigatie af. Hij benoemt Sir George Downing, bekend om zijn anti-Hollandse houding, tot ambassadeur. Degenen in de Republiek die gehoopt hadden op betere betrekkingen met Engeland scharen zich nu weer achter de Johan de Witt.
  • De Engelsen proberen te verhinderen dat Portugal vrede sluit met de Republiek, maar de Staten-Generaal neemt de Vrede van Den Haag toch aan, met Zeeland en Gelderland tegen.
  • Er komt eindelijk een overeenkomst tussen de Republiek en Spanje over de landen van Overmaas, de streek rond Maastricht. Door het Partagetraktaat wordt de streek gedeeld.
  • De eerste minister van Frankrijk, kardinaal De Mazarin, sterft, waarna Lodewijk XIV persoonlijk de macht op zich neemt. Met de opstand, la Fronde, achter de rug, weet Lodewijk Frankrijk tot absolute monarchie te vormen. Lodewijks minister Colbert slaagt erin de economische slagkracht van Frankrijk aanzienlijk te verbeteren ten opzichte van de twee belangrijkste concurrenten, Groot-Brittannië en de Nederlanden. Frankrijk is nu een van de machtigste staten van Europa en voert een expansionistische politiek.

1662[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Nederlanders in Fort Zeelandia geven zich over aan Koxinga, waarmee een einde komt aan bijna veertig jaar Nederlandse handelsmacht op Formosa (Taiwan).
  • De welvaart in de Hollandse republiek bereikt een hoogtepunt. Amsterdam is uitgegroeid tot de belangrijkste handelsstad in de wereld en heeft meer dan 100.000 inwoners.

1664[bewerken | brontekst bewerken]

  • Buiten Europa is er voortdurende strijd met de Engelsen. Zij veroveren Curaçao, Nieuw-Amsterdam en de factorijen op de West-Afrikaanse kust, wat aanleiding is voor de Nederlanders om Michiel de Ruyter naar deze gebieden te sturen, die de laatste prompt herovert. De Engelsen maken zo'n 200 Nederlandse koopvaarders buit. De Engelse Scheepvaartwetten zijn nog steeds een doorn in het oog van de Nederlanders.

1665[bewerken | brontekst bewerken]

  • In maart breekt de Tweede Engelse Oorlog uit. Afgezien van Münster en Portugal sympathiseren de meeste Europese machten met de Republiek, maar ze houden zich erbuiten. De Slag bij Lowestoft op 13 juni is een Engelse overwinning, waarna de Engelsen een jaar lang de zee beheersen. Maar ze weten deze situatie niet uit te buiten, omdat de Ruyter verschillende retourvloten veilig thuisbrengt, en ook omdat Lodewijk XIV zich aan de kant van de Republiek schaart, die haar vloot met een ambitieus nieuwbouwprogramma versterkt.
  • Op 10 december wordt het Nederlandse Korps Mariniers opgericht.
  • Anthoni van Leeuwenhoek slijpt zijn eigen lenzen en bouwt een microscoop. Daarmee ontdekt hij microscopisch kleine diertjes.
  • Bernhard von Galen, bisschop van Munster, belegert Groningen.

1666[bewerken | brontekst bewerken]

  • Na de Nederlandse overwinning in de Vierdaagse Zeeslag (11–14 juni) lijkt het er even op dat Engeland al verslagen is, maar tot ieders verrassing kan het toch opnieuw een vloot uitrusten die sterk genoeg is om op 4 augustus in de Tweedaagse Zeeslag bij North Foreland de Nederlandse vloot aan de rand van de afgrond te brengen. De Republiek begint geldgebrek te krijgen, wat nog verergerd wordt door een Engelse raid die een handelsvloot op het Vlie verwoest.

1667[bewerken | brontekst bewerken]

  • De kosten van het herstel van de Engelse vloot in juli hebben ook Karels financiën totaal uitgeput; hij beëindigt liever de oorlog dan nog meer macht af te staan aan het parlement. Hij laat dus de dure linieschepen van zijn vloot opleggen, en begint vredesonderhandelingen. De Republiek, die voldoende reserves heeft om haar vloot voor een derde maal gevechtsklaar te maken, acht het echter beter om de oorlog met een duidelijke overwinning af te sluiten en vernedert de Britten met de Tocht naar Chatham. Met de Vrede van Breda wordt de oorlog uiteindelijk afgesloten. De vrede wordt als gunstig voor de Republiek gezien. De Engelse Scheepvaartwetten worden versoepeld, terwijl Nieuw-Amsterdam voorlopig in Engelse handen blijft en het meer renderende Suriname Nederlands bezit zal zijn: de status quo blijft bij deze gebieden dus gehandhaafd, hoewel er nog geen definitieve beslissing over wordt genomen.
  • Lodewijk XIV verscherpt de tarieven tegen de Nederlandse handel en valt de Spaanse Nederlanden binnen.
  • In het Verdrag van Bongaja erkent de sultan van Tidore het handelsmonopolie van de Verenigde Oostindische Compagnie.
  • Willem wordt in 1666 tot Kind van Staat verklaard, zodat de overheid pro-Engelse elementen uit zijn omgeving kan verwijderen. Het Eeuwig Edict wordt daarna aangenomen in de Raad van Leiden. Daarin wordt het stadhouderschap voor altijd afgeschaft, en wordt gesteld dat de soevereiniteit niet bij de Unie, de prins of zelfs maar bij de Staten van het gewest ligt, maar bij de individuele steden.
Nederlandse schepen op de rede van Texel; in het midden de 'Gouden Leeuw', het vlaggeschip van Cornelis Tromp (Ludolf Bakhuysen, 1671)

1668[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nederland gaat met Zweden en Engeland de Triple Alliantie tegen Frankrijk aan, met als doel een einde te maken aan het conflict in de Spaanse Nederlanden tussen het verzwakte Spanje en de sterke Zonnekoning. De Alliantie sommeert Spanje om of Luxemburg of de Vrijgraafschap (Franche-Comté) af te staan, plus alle al veroverde gebieden (Douai, St. Omer, Rijsel en Kamerijk). Frankrijk moet daarmee genoegen nemen en de Devolutieoorlog staken.

1670[bewerken | brontekst bewerken]

  • Het geheime Verdrag van Dover tussen Karel II van Engeland en Lodewijk XIV van Frankrijk wordt afgesloten. Karel belooft hierbij zichzelf en Engeland te bekeren tot het katholicisme en de Triple Alliance te verlaten. Engeland wordt dan bondgenoot van Frankrijk in zijn oorlog met de Republiek.
  • Spinoza geeft zijn Tractatus Theologico-Politicus uit. Hij stelt daarin dat democratie van alle regeringsvormen degene is die het meest natuurlijk is en het meest in samenklank met de individuele vrijheid.
Lodewijk XIV trekt bij het Tolhuis bij Lobith de Rijn over, 12 juni 1672 (Adam Frans van der Meulen)
De lijken van de gebroeders De Witt, opgehangen op het Groene Zoodje aan de Vijverberg te Den Haag, 1672 (toegeschreven aan Jan de Baen)

1672, rampjaar[bewerken | brontekst bewerken]

  • In maart verklaart Engeland de Republiek de oorlog; de Derde Engelse Oorlog.
  • In april verklaren ook Frankrijk, en de bisdommen Munster en Keulen de Republiek de oorlog; het begin van de Hollandse Oorlog. De binnengevallen legers verslaan het zwakke leger van de Republiek en rukken op van de IJssel tot in Utrecht. Door deze tegenslagen breekt paniek uit in de niet bezette delen van de Republiek. Veel bestuurders die aan de kant van de tot dat moment leidende partij van de staatsgezinden staan, worden gedwongen hun posities af te staan aan prinsgezinden. Dit jaar vormt zo ook het eind van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk.
  • Raadspensionaris van Holland Johan de Witt, de belangrijkste staatsman van dat moment, wordt samen met zijn broer Cornelis de Witt, lid van de Staten-Generaal, in Den Haag door een woedende menigte gelyncht. Dit gebeurde bij de Gevangenpoort, waar Cornelis zojuist gevangen is gezet wegens een vermeende beraming van een moordaanslag op Willem III. Die wordt met steun van de Oranjepartij tot stadhouder benoemd.
  • In Utrecht beginnen onderhandelingen over vrede. Frankrijk zal de gebieden ten zuiden van de Waal krijgen, Engeland Walcheren en enkele steden aan de kust, en Keulen en Münster wat gebied in het oosten. Karel en Lodewijk zien Willem III als prins regeren over het overblijfsel van de Republiek. Ook moet er veel geld worden betaald en dient de katholieken volledige godsdienstvrijheid te worden gegeven, anders zal Frankrijk Utrecht en heel Gelderland houden. Deze eisen zijn zo hoog dat ze afgewezen worden en de Republiek sterken in haar verzet. Tijdens de onderhandelingen is Willem III erin geslaagd zich terug te trekken achter de Waterlinie. Dit enorme gebied is onder water gezet waardoor de Franse opmars vastloopt. De Nederlandse vloot heeft ondertussen de verenigde Engels-Franse vloot verslagen in de Slag bij Solebay, waarmee een invasie van de kust voorkomen is. De bisschop van Münster Bernard von Galen ziet zich op 28 augustus gedwongen om het beleg van Groningen op te breken.
Lodewijk XIV tijdens het Beleg van Maastricht (1673)

1673[bewerken | brontekst bewerken]

1674[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met Engeland wordt de Tweede Vrede van Westminster gesloten. Ook met Keulen en Münster wordt de oorlog beëindigd. De Franse koning vecht door. Gelderland, Overijssel en Utrecht herkrijgen hun zitting in de Staten-Generaal, ondanks hun ontrouw en ondanks tegenstand van Holland, maar moeten daarvoor trouw zweren aan Willem III en voldoen aan een aantal regeringsreglementen. Hierdoor krijgt Willem III een beslissende invloed op die gewesten en daarmee meer macht dan zijn voorgangers.
  • De Staten Generaal verklaren het stadhouderschap erfelijk voor de nakomelingen van Willem III.
Antoni van Leeuwenhoek (Jan Verkolje)
Adriaan van Beverland (1651-ca.1712). Schrijver van theologische werken en hekelschriften, met een dame van lichte zeden (Ary de Vois, 1678)

1677[bewerken | brontekst bewerken]

  • Spinoza overlijdt, waarna zijn levenswerk Ethica ordine geometrico demonstrata door vrienden wordt uitgegeven. Het leidt tot heftige debatten en na enkele maanden wordt een verbod op publicatie uitgevaardigd door de Staten van Holland, wat de verspreiding van zijn geschriften echter niet stopt.

1678[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met de Vrede van Nijmegen komt een einde aan de oorlog met Frankrijk, tegen de zin van Willem III, die de rest van zijn leven tegen het Franse streven naar hegemonie strijdt.

1679[bewerken | brontekst bewerken]

Interieur van de Portugese synagoge te Amsterdam (Emanuel de Witte, 1680)

1680[bewerken | brontekst bewerken]

1685[bewerken | brontekst bewerken]

  • Als Karel II van Engeland overlijdt, wordt hij opgevolgd door Jacobus II, de schoonvader van Willem III. Als katholiek wordt hij gewantrouwd, maar aangezien hij geen mannelijke erfgenamen heeft, is zijn protestantse dochter Maria troonopvolgster, zodat het probleem overkomelijk lijkt.
  • In zijn twist met Louis Paen blijkt Menno van Coehoorn het laatste woord te hebben als hij zijn boek Nieuwe vestingbouw op een natte of lage horisont uitbrengt. In dit boek worden drie methodes van vestingbouw omschreven die speciaal zijn ontworpen voor het Nederlandse landschap en die de modernste manieren van oorlog voeren zouden kunnen weerstaan.

1686[bewerken | brontekst bewerken]

1688[bewerken | brontekst bewerken]

  • Met het Edict van Fontainebleau (1685) herroept Lodewijk XIV van Frankrijk het Edict van Nantes en verklaart het protestantisme onwettig. Daarop vluchten 400.000 hugenoten naar protestantse landen als Engeland, Brandenburg, Zwitserland en zelfs Zuid-Afrika. Naar de Republiek vluchten zo'n 70.000 hugenoten. Daarmee schaadt Lodewijk zijn eigen land, aangezien een aanzienlijk deel goed is opgeleid en zich nu tegen Frankrijk richt. Daarnaast zien de protestantse buurlanden nu duidelijk de gevolgen van een eventuele Franse overheersing, zodat de vastberadenheid daartegen alleen maar toeneemt.
  • Op 10 juni schenkt de tweede vrouw van Jacobus II, Maria d'Este, het leven aan haar vijfde kind, ditmaal een zoon, Jacobus. De algemene ontevredenheid neemt met de geboorte van deze katholieke erfgenaam nog meer toe. Het vooruitzicht van een katholieke dynastie is zeer bedreigend voor de protestanten, die niet gelukkig zijn met een katholiek als hoofd van de Kerk van Engeland. Dit leidt tot een samenzwering, de Glorious Revolution, met het doel James te vervangen door zijn dochter Maria, overtuigd protestante. Op 5 november landt Maria's echtgenoot Willem III in Engeland bij Torquay met een groot Nederlands leger. De armada van Willem is, met 53 oorlogsschepen en een kleine 400 transportschepen, zo'n vier keer groter dan de Spaanse Armada van 1588. Willem geeft het bevel het Engelse leger te ontbinden en daar wordt goeddeels gehoor aan gegeven. Jacobus heeft daardoor al snel in Engeland zelf niet veel steun meer. Op 11 december vlucht hij, om vanuit die delen van zijn rijk waar hij nog wel steun heeft — het katholieke Ierland — de strijd voort te zetten.
  • Lodewijk XIV valt in september de Palts binnen en bezet het prinsbisdom Luik. Het is het begin van de Negenjarige Oorlog.

1689[bewerken | brontekst bewerken]

  • William & Mary aanvaarden de Bill of Rights en laten hiermee officieel hun koningschap beginnen.
  • Met Willem als stadhouder van de Republiek en koning van Engeland vormen deze landen met de Liga van Augsburg de Grote Alliantie tegen Frankrijk. Ondanks deze bundeling van krachten heeft men moeite Frankrijk te bedwingen.
De slag aan de Boyne (Ierland) tussen Jacobus II en Willem III, 12 juli 1690 (Jan van Huchtenburg)

1690[bewerken | brontekst bewerken]

  • Op 12 juli vindt de Slag aan de Boyne plaats. Tegenover elkaar staan de legers van de koning-stadhouder Willem III en zijn schoonvader, de verdreven koning Jacobus II van Engeland. De overwinning van Willem III maakt een einde aan de aspiraties van Jacobus om zijn troon te heroveren. De zege van Willem wordt in Noord-Ierland jaarlijks herdacht op 12 juli. Op die dag vinden dan marsen plaats waarbij de leden van de Oranjeorde de overwinning van de protestantse King Billy op de katholieke Jacobus vieren.

1691[bewerken | brontekst bewerken]

  • De afgezette predikant van Amsterdam, Balthasar Bekker, schrijft het boek De Betoverde Weereld, waarin hij zich afzet tegen het wijdverbreide geloof in heksen en duivels. In de Republiek ontstaat een heftig dispuut tussen mede- en tegenstanders. Uiteindelijk leidt het boek tot uitbanning van de heksenvervolging, al zal dit meer gelden voor andere landen in Europa, want in de Republiek komt dit al lange tijd niet meer voor.

1693[bewerken | brontekst bewerken]

1695[bewerken | brontekst bewerken]

1696[bewerken | brontekst bewerken]

1697[bewerken | brontekst bewerken]

  • De Grote Ambassade van Peter de Grote arriveert in Zaandam. De Russische tsaar volgt een stage in de scheepsbouw en logeert bij burgemeester en scheepsbouwkundige Nicolaes Witsen, met wie hij al lange tijd correspondentie voert.
  • Met de ondertekening van de Vrede van Rijswijk, bewerkstelligd door Bentinck, komt een einde aan de Negenjarige Oorlog. Lodewijk XIV van Frankrijk erkent Willem III als koning van Engeland en moet alle veroveringen op Spanje ongedaan maken. De Republiek krijgt het recht om in zogenaamde barrièresteden in de Spaanse Nederlanden militairen te legeren. Frankrijk mag Straatsburg houden, maar moet de zelfstandigheid van het hertogdom Lotharingen respecteren. Frankrijk blijft de grootste mogendheid van Europa en een rivaal voor de Duitse keizer Leopold bij diens aanspraken op de Spaanse troon, waarmee de volgende oorlog zich alweer aftekent. De Republiek heeft haar taak als grootmacht volbracht door te vechten voor een Europees evenwicht, maar de oorlog kost meer dan deze opbrengt voor de stagnerende economie.
Trompe l'oeil (Edwaert Collier, ca. 1699). Trompe-l'oeilbedrieg het oog of gezichtsbedrog – is een populaire schildertechniek in de Gouden Eeuw

1700[bewerken | brontekst bewerken]

  • 1 januariNederland gaat over op de gregoriaanse kalender.
  • Na de dood van de kinderloze en lichamelijk en geestelijk gehandicapte Karel II van Spanje ontstaat er onzekerheid over de Spaanse opvolging. Het testament van Karel II wijst Filips van Anjou als opvolger aan, maar onder de voorwaarde dat de Spaanse en Franse kronen nooit verenigd zouden worden. Het lijkt erop dat de andere mogendheden daar genoegen mee nemen.

1701[bewerken | brontekst bewerken]

  • Lodewijk XIV eist toch een vereniging van de Franse en Spaanse kronen en er begint oppositie te komen van de keizer die op zijn beurt de erfenis van Spanje voor het huis Habsburg opeist. Dit leidt tot de Spaanse Successieoorlog.

1702[bewerken | brontekst bewerken]

  • Willem III overlijdt. De Staten van Holland en Zeeland hebben stadhouderschap erfelijk verklaard voor de nakomelingen van Willem III, en aangezien deze geen nageslacht heeft, wordt besloten af te zien van benoeming van een opvolger, wat het begin is van het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, hoewel in Friesland en Groningen Johan Willem Friso stadhouder is. Deze erft de titel Prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament maken ook de Fransman Frans Lodewijk van Conti en Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel.
  • In mei voegt de Republiek zich bij de Grote Alliantie tegen Frankrijk in de Spaanse Successieoorlog.
  • In de Gelderse Plooierijen proberen de gilden en de regentenfamilies die onder Willem III van de macht waren uitgesloten meer politieke invloed te krijgen. Zij worden Nieuwe Plooi genoemd, de zittende regenten Oude Plooi. Dit leidt in de periode 1702-1708 niet alleen tot grote ongeregeldheden in de steden Arnhem, Nijmegen en Zutphen, maar ook in kleinere steden.

1703[bewerken | brontekst bewerken]

  • De plooierijen beperken zich niet alleen tot Gelre, ook Utrecht en Overijssel worden getroffen door deze oproeren, echter niet zo hevig als in Gelre.

1705[bewerken | brontekst bewerken]

  • Nicolaus Cruquius begint in Delft driemaal daags weermetingen uit te voeren: temperatuur, luchtdruk, vochtigheid en neerslag.
Plantage in Suriname (Dirk Valkenburg, 1707)

1708[bewerken | brontekst bewerken]

  • Engeland weigert een voor de Republiek gunstige vrede.

1709[bewerken | brontekst bewerken]

1710[bewerken | brontekst bewerken]

  • Op grond van de hopeloze verarming van de kolonie geeft de VOC Mauritius op, ditmaal voorgoed. Gouverneur van der Velde geeft opdracht het eiland te ontruimen.

1711[bewerken | brontekst bewerken]

1713[bewerken | brontekst bewerken]

  • Op 11 april wordt de Vrede van Utrecht getekend. Met de Vrede van Utrecht komt er een einde aan de Spaanse Successieoorlog. Hoewel de onderhandelingen een jaar lang in de Nederlanden plaatsvinden, komt de Republiek er nauwelijks aan te pas. In de woorden van de Franse onderhandelaar Melchior de Polignac; Nous traiterons sur vous, chez vous, sans vous, We onderhandelen over u, bij u, zonder u. Duidelijk is dat de Republiek vanaf nu als een tweederangsgrootmacht wordt beschouwd. Hoewel aan de kant van de overwinnaars, verliest de Republiek zijn overwicht op zee en de Zuidelijke Nederlanden komen aan de Habsburger Karel VI als erfgenaam van de Spaanse Habsburgers. Wel mogen Staatse garnizoenen worden gelegerd in acht steden van de Oostenrijkse Nederlanden als bescherming tegen de Fransen. Ook bekrachtigt de Vrede van Utrecht de soevereiniteit van Frankrijk over het prinsdom Oranje en wijst wapen en titel van Oranje toe aan Pruisen. De enige territoriale winst bestaat uit de inlijving van Venlo.
  • Vanaf 1672 is de Republiek veertig jaar bijna onafgebroken in oorlog geweest met Frankrijk. De schuldenlast van Holland, dat het grootste deel van de last draagt, is dusdanig hoog dat 70 procent van het inkomen opgaat aan de betaling van rente.

1715[bewerken | brontekst bewerken]

  • De voorwaarden voor de legering van Staatse garnizoenen in de Oostenrijkse Nederlanden worden geregeld in het Barrièretraktaat, getekend op 15 november. De Oostenrijkse Nederlanden worden militair gezien in zekere zin een condominium tussen de keizer en de Republiek.

1716[bewerken | brontekst bewerken]

  • De moeizame bestuursvorm van de Republiek met de grote macht van de gewesten en steden maakt dat noodzakelijke hervormingen niet tot stand komen. Simon van Slingelandt pleit gedurende de 1 jaar durende Tweede Grote Vergadering voor een sterker centraal gezag onder de Raad van State. Vooral door gebrek aan steun uit Holland blijft dit zonder resultaat en houdt men vast aan de gewestelijke autonomie.
Het Groote Tafereel der Dwaasheid, 1720

1720[bewerken | brontekst bewerken]

1722[bewerken | brontekst bewerken]

1723[bewerken | brontekst bewerken]

  • In de katholieke gemeenschap in Nederland vindt onder invloed van het ja