Tuinplastiek

Tuinplastiek
Tuinplastiek
Kunstenaar Theo van Doesburg (ontwerp), Aardewerkfabriek De Rijn (uitvoering)
Jaar 1919
Materiaal Aardewerk
Locatie Verloren gegaan
Portaal  Portaalicoon   Kunst & Cultuur

Tuinplastiek is een plantenbak ontworpen door de Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Het ontwerp bestaat uit vier aaneengeschakelde witte en zwarte bakken op witte en grijze plateaus. Het is verwant aan Van Doesburgs monument voor het prijsvraagontwerp voor stationsplein in Leeuwarden, dat hij in 1918 samen met Jan Wils indiende en waarvoor ze de tweede prijs wonnen.

Theo van Doesburg (ontwerp), Aardewerkfabriek De Rijn (uitvoering). Maquette monument prijsvraagontwerp stationsplein Leeuwarden. 1919. Verloren gegaan.

De tuinplastiek werd uitgevoerd Herman Zaalberg en een zekere D. Nieuwenhuizen van Aardewerkfabriek De Rijn in Zoeterwoude. Deze aardewerkfabriek maakte voor Van Doesburg ook een maquette van het monument in Leeuwarden en een ‘tegelkompositie’ of ‘tegelplaat’. Al deze werken zijn verloren gegaan.

Controverse[bewerken | brontekst bewerken]

Zaalberg zond de tuinplastiek en de tegelplaat in om van 1 november tot 1 december 1919 tentoongesteld te worden op de Jaarbeurs voor kunstnijverheid in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Van Doesburg vond dit goed, maar omdat de leden van De Stijl elkaar beloofd hadden alleen nog maar gezamenlijk te exposeren, vroeg hij Zaalberg om beide werken onder zijn eigen naam in te zenden. Uit een brief van Lena Milius aan J.J.P. Oud van 7 of 9 november 1919 blijkt dat Zaalberg dat niet had gedaan. ‘Does is heelemaal overstuur’, schreef Milius.[1]

Het misverstand tussen Van Doesburg en Zaalberg zorgde voor een vernietigende recensie door De Stijl-lid Robert van 't Hoff in De Tribune. Hij vond dat Van Doesburg zich als schilder nooit in had moeten laten met de beeldhouwkunst en vergelijkt de tuinplastiek met een swastika, waarmee hij wilde zeggen dat deze decoratief is en niet vrij van vorm. ‘Het is een probeersel om quasie modern te willen zijn’, aldus Van 't Hoff.

Datering[bewerken | brontekst bewerken]

Het werk ontstond in 1919, voor het begin van de Jaarbeurs voor kunstnijverheid.

Herkomst[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens Ankie de Jongh-Vermeulen werd het werk in 1919 verworven door Johan Dee in Leiden van Van Doesburg. Daarna ontbreekt ieder spoor.