Veen (grondsoort)

Afgestoken veenlaag
Hoge Venen, België
Veenvormend moerasbos in Polen
Veenlens in de Grote Geule, België
Turfwinning in Drents hoogveengebied in 1942

Veengrond is een grondsoort, die is opgebouwd uit gehumificeerd plantaardig materiaal. Deze natte, sponsachtige grondsoort is gevormd door afgestorven planten in moerassen en later bewaard gebleven onder natte, zuurstofarme omstandigheden. Zo'n ter plaatse gevormde grondsoort wordt wel een sedentaat genoemd.

In Noord- en West-Nederland worden uitgestrekte veengebieden al honderden jaren vooral als weidegebied voor koeien gebruikt. Gedroogd veen is bruikbaar als brandstof (turf), bodemverbeteraar of bouwmateriaal. Drassige veengebieden of veenmoerassen werden vroeger ook wel moer genoemd. Veen op grote diepte, langdurig blootgesteld aan toenemende druk en temperatuur, verandert in bruinkool of steenkool.

Veenvorming[bewerken | brontekst bewerken]

Normaal gesproken wordt dood plantenmateriaal in zuurstofrijke omstandigheden snel afgebroken, door bacteriën en schimmels. Vooral bij hoge temperaturen en droge omstandigheden gaat de afbraak door deze micro-organismen snel, dankzij de aanwezigheid van voldoende zuurstof die deze organismen nodig hebben voor hun stofwisseling (celademhaling). Bij deze aerobe afbraak worden water en koolstofdioxide gevormd. Bij de afwezigheid van zuurstof treedt anaerobe afbraak op, waarbij methaan wordt gevormd. In natte (onder water staande), en daardoor zuurstofarme, omstandigheden gaat de afbraak langzamer dan de ophoping van afgestorven plantaardig materiaal, waardoor veenvorming optreedt. Veen komt vooral voor in gematigde, vochtige streken.

In Nederland en België is het meeste veen gevormd in het atlanticum, waarschijnlijk door het vochtoverschot dat optrad door de overgang van naaldbos naar loofbos in die periode, en de stijging van de grondwaterspiegel onder invloed van de zeespiegelstijging.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Veensoorten verschillen sterk, ze kunnen worden ingedeeld op basis van respectievelijk: de ligging ten opzichte van het grondwater, de mate van voedselrijkdom en de dominante plantensoorten-samenstelling.

Ligging ten opzichte van het grondwater[bewerken | brontekst bewerken]

Uitgaande van de ligging ten opzichte van het grondwater tijdens de veenvorming, is de volgende indeling te maken:

Laagveen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Laagveen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Laagveen is gevormd onder invloed van het regionale grondwater, dat vaak relatief rijk is aan voedingsstoffen. Vaak is in laagveen een opeenvolging van toenemende verlanding te zien: limnisch veen wordt onder de waterspiegel gevormd, telmatisch veen in de zone rond de waterspiegel. Juist daarboven wordt terrestrisch veen gevormd, dat over het algemeen echter snel oxideert tijdens het uitdrogen. Vaak komt het veen in het laatste stadium zo hoog te liggen dat het zich isoleert van het regionale grondwater. Er treedt dan verzuring en hoogveenvorming op, onder invloed van voedselarm regenwater.

Hoogveen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Hoogveen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Hoogveenlandschap met zeer zure veengrond, de zgn. Moors, in het Peak District in Noord-Engeland

Hoogveen (ombrotroof veen) is ontstaan onder invloed van regenwater, en is daardoor zeer oligotroof. Het belangrijkste bestanddeel is veenmos (sphagnum), dat grote hoeveelheden water kan opnemen en in verzadigde, gezwollen toestand voor ruim 90 procent uit water bestaat. Bovendien kan veenmos goed in zure omstandigheden groeien, die ontstaan doordat regenwater uit zichzelf licht zuur is, en bovendien niet is gebufferd.

Hoogveen kwam met name op de Nederlandse zandgronden op grote schaal voor. Het is echter grotendeels afgegraven (vervening) voor de brandstof-voorziening. Voorbeelden van restanten van het Nederlandse hoogveen zijn: het Bargerveen bij Schoonebeek in Drenthe, het Aamsveen bij Enschede, de Engbertsdijksvenen bij Vriezeveen en in de Groote Peel in Noord-Brabant. In België vormen de Hoge Venen (Hohes Venn of Hautes Fagnes) een uitgestrekt hoogveengebied.

De bovenste hoogveenlaag (40-50 cm) wordt bonkaarde genoemd, en is niet geschikt om turf van te maken. Deze bonkaarde werd in de Groningse, Drentse en Friese veenderijen vermengd met de zandgrond die na het afgraven van het veen tevoorschijn kwam en vormde zo de dalgrond, die met goede bemesting en ontwatering een redelijke landbouwgrond vormt. In het Noordbrabantse hoogveengebied de Grote Peel gebeurde dit niet. Daar werd de 'vale turf', zoals men het noemde, verwerkt tot turfmolm.

De onderste laag (30-40 cm) wordt dargveen genoemd. Deze is sterk samengeperst en bevat vaak 'kienhout'. Dit zijn wortels en delen van stammen van bomen die in het veen nog als eventueel platgedrukte, maar wel herkenbare resten aanwezig zijn.

Verdronken hoogveen[bewerken | brontekst bewerken]

Nog steeds wordt wel de indeling van veen naar de huidige ligging ten opzichte van het grondwaterniveau aangehouden. Men meende aanvankelijk dat het laaggelegen veen in West- en Noord-Nederland ook rond de waterspiegel, dus als laagveen, was ontstaan. Rond 1930 bleek echter veel van dit veen te bestaan uit veenmosveen, dat door de latere stijging van het grondwaterniveau was verdronken. Het idee dat natte vervening per definitie het gevolg van het afgraven van laagveen zou zijn bleek dus onjuist.

Bijvoorbeeld in de Nieuwkoopse plassen valt waar te nemen, hoe boven op een rietveld met lisdodden, een voedselrijke grondwater-afhankelijke begroeiing, de rietkragge, "hol gaat staan" wanneer de zode te dik wordt. Er gaan zich dan plantensoorten vestigen als veenmos, zonnedauw, heidekartelblad en veenpluis, die een zuur regenwatermilieu nodig hebben. Zo ontstaat er nieuw veenmosveen.

Trofiegraad[bewerken | brontekst bewerken]

Gebaseerd op de trofiegraad is de volgende indeling te maken:

  • eutroof veen: voedselrijk veen, ontstaan onder invloed van, soms slibhoudend, water, aangevoerd door rivieren of de zee (laagveen). Dit veen bestaat uit resten van broek- en ooibos (els, wilg, populier) en riet. Onder brakke omstandigheden of in dieper water is riet de dominante soort.
  • mesotroof veen: is matig voedselrijk veen. Zeggesoorten zijn de dominante planten in dit type veen.
  • oligotroof veen: voedselarm veen, dat wordt gevoed door regenwater (hoogveen). Dit type veen bestaat vooral uit afgestorven en levende veenmossen.

Botanische indeling[bewerken | brontekst bewerken]

Botanisch wordt veen ingedeeld naar de afgestorven plantensoorten die dominant en herkenbaar aanwezig zijn in de veenlaag. Deze verschillende soorten zijn een graadmeter voor de voedselrijkdom en de waterdiepte op het moment van veenvorming:

  • rietveen: veen bestaande uit de resten van riet en andere waterplanten. Rietveen kan ontstaan in zoete tot brakke, voedselrijke milieus en wordt gevormd rond de grondwaterspiegel, tot een diepte van ongeveer 2 meter onder de grondwaterspiegel.
  • zeggeveen: veen bestaande uit de resten van een vegetatie gedomineerd door zegge. Zeggeveen kan ontstaan in zoete, matig voedselrijke milieus rond de grondwaterstand, tot ongeveer een halve meter onder de grondwaterstand.
  • bosveen: veen bestaande uit houtresten, kenmerkende soorten zijn els, wilg en populier. Bosveen kan zich vormen in zoete, voedselrijke milieus rond de grondwaterstand.
  • veenmosveen: veen bestaande uit de resten van veenmos. Doordat veenmos veel water kan opzuigen, kan het hoogveen boven de regionale grondwaterspiegel uitgroeien. Hierdoor staat het onder invloed van regenwater, is het zeer zuur en voedselarm.

Veengronden in Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Veengronden voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In grote delen van Holland, en ook elders in Nederland, is in de laatste 2500 jaar een dunne laag jonge zeeklei op het aanwezige veen afgezet. Dit resulteerde in de vorming van klei-op-veen gronden.

Veenverzakkingen[bewerken | brontekst bewerken]

Veenoxidatie of veenverzakking vindt zijn oorzaak in de aard van veen. Veen bestaat grotendeels uit plantaardig materiaal. Zoals elk organisch materiaal kan ook veen verteren door biologische afbraak door vooral aerobe (zuurstofminnende) microbiële reducenten. Als veen onder water staat, gaat dat verteren, door zuurstofgebrek, heel langzaam. Als de bodem geschikt wordt gemaakt voor agrarisch gebruik of voor woningbouw, wordt meestal het grondwaterpeil verlaagd. Dit heeft tot gevolg dat het plantaardige veenmateriaal in contact komt met zuurstof uit de lucht en daardoor oxideert, met als gevolg volume-afname; er treedt bodemdaling op. Deze oxidatie van de veenbodem is onomkeerbaar.

De vele honderden kilometers veenkade die Nederland kent zijn ontstaan door dit natuurlijke proces. Het veen van het achterland klonk in na oxidatie door ontwatering, maar de oevers langs de waterlopen bleven, met water verzadigd, op de oude hoogte. Als nu de waterstand tijdelijk daalt, en de kade de kans krijgt te verdrogen, is het optreden van verzakkingen en een dijkdoorbraak mogelijk. Dit heeft plaatsgevonden bij de kadebreuk van Wilnis in 2003.

Ook voor de aanleg van wegen en spoorlijnen wordt de waterstand soms verlaagd, waardoor uiteindelijk verzakkingen kunnen optreden. Een voorbeeld hiervan is Gouda. Door veenverzakkingen is de gemeente zodanig op kosten gejaagd dat ze bijna 40 jaar lang een artikel 12-status heeft gehad.

Lijst van hoogveennatuurgebieden[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

België[bewerken | brontekst bewerken]

Andere landen[bewerken | brontekst bewerken]

Lijst van laagveennatuurgebieden[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

België[bewerken | brontekst bewerken]

Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Plaatsnamen met 'veen' in de naam[bewerken | brontekst bewerken]

Zutphen heeft geen 'veen' meer in de naam, maar is afgeleid van zuid-veen.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Bog op Wikimedia Commons.
Zoek veen op in het WikiWoordenboek.